Soms is kunst een fluitje van een cent. In 1993 startte Jos van der Meulen het Vandermeulens Verkoop Buro, een postorderbedrijf naar het voorbeeld van het bekende Rotterdamse warenhuis Termeulen. Vandermeulens Verkoop Buro handelde in vergeten en afgedankte waar. Jos van der Meulen heeft zijn hart verpand aan sloophout, autobanden, krantenpapier, plastic flessen en aanverwante zaken. Onnutte spullen krijgen verrassende taken. Voordat ze in de pulp-pers zouden verdwijnen heeft Jos van der Meulen de overtollige reclameposters in praktische paperbags omgetoverd, gegarandeerd vochtbestendig en met een elastiek van autoband. Het tentoonstellingsmeubel vat zijn filosofie samen: werken met wat er maar te vinden valt. En anders heeft hij altijd nog een categorie ‘zonde om weg te doen’ achter de hand.
De beeldend kunstenaar Ruud Goedhart werkt in zijn atelier in Rotterdam Oud Charlois.
De onderwerpen van Ruud Goedhart komen uit zijn / onze directe omgeving en zijn meestal dingen die niet echt direct de aandacht vragen maar ‘gewoon’ aanwezig zijn.
Het werk brengt hij onder in series . De serie ‘Deephouse’ toont ‘witgoed’, ’schakelmateriaal’ maar ook ’ Kitchenettes’, bad-/slaap-/werkkamers, met alles erop en eraan.
Daarnaast wordt er constant aan andere series met andere onderwerpen gewerkt, maar de gemeenschappelijke deler is altijd dat de onderwerpen min of meer op de achtergrond acteren. Niet dat daar naarstig naar op zoek wordt gegaan , ze trekken ‘gewoon’ zijn aandacht.
Ansichtkaarten en toeristische brochures vormen het uitgangspunt voor het werk van Tiina Mielonen. En dan vooral de landschappen die ze daarin aantreft.
Wat Mielonen interesseert is het banale landschap, het bekende, dat ze doorwerkt en ontleedt. Haar eigen herinneringen spelen een rol in hoe ze het landschap vormgeeft.
In haar handen wordt het beeld van de ansichtkaart ontkleed en verwerkt tot iets anders. Niet alleen door een schilderkunstig onderzoek, want ze is een virtuoze schilder, maar ook door de bijna hallucinerende interpretatie van een wereld die je kent, en toch ook weer niet.
Ontdaan van leven (er is nooit een mens te zien) en in sterke, bijna gloeiende kleuren wordt het geschilderde een plek waarachter je een verhaal vermoedt. Wat daar gebeurt is krijg je niet te zien, maar je raakt er wel benieuwd naar. Mielonen zet je aan het werk.
Ook in het werk in de collectie, dat enigszins afwijkt van haar schilderijen, is die suspense voelbaar. De wereld tussen het grofkorrelige beeld en de titel van het werk laat veel over aan de kijker.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Peter Dijkshoorn ordent. Niet in een strak schema, maar in een schijnbaar eigen ruimte, waar iedere vorm een eigen plaats inneemt. Cirkels dwalen in rasters van lijnen. Hij verschuift dezelfde vormen tot ze een ritme vormen, een patroon. Soms alleen in een omtrek, een contour, soms in verdichte kleuren.
De vormen liggen op een achtergrond; soms gaan ze gezamenlijk de diepte in, lijken ze te zweven op verschillende niveaus zoals je wel eens verschillende lagen wolken boven je hoofd voorbij ziet schuiven.
Vaak passen ze niet bij elkaar, staan ze niet ‘onder elkaar’, de ondergrond met de vormen. Toch liggen ze op de goede plaats, in balans. Je zou kunnen zeggen dat in het verstoorde ritme een nieuw evenwicht is gevonden.
In de zich herhalende identieke vormen heeft niets voorrang boven iets anders, alles is even belangrijk. Dat maakt dat je als kijker niets vindt waar je blik automatisch aan blijft hangen. Hooguit wanneer je zelf iets herkent dat alleen jij kunt weten.
(foto van Rick Messemaker)
Speciale editie voor medewerkers van Hogeschool Rotterdam, exclusieve oplage van 6 x 3
Van Nuenens werk komt uit een computer. Hij gebruikt als beginpunt bestaande afbeeldingen die niets met kunst te maken hebben en bewerkt die steeds verder. Zijn fantasiewereld omvat animatie, games, projecties in de openbare ruimte, video en muziek. Het krioelt er van de eigenaardige wezens en gemanipuleerde poppen, je verdwaalt er in oneindige steden. Het is een tot leven gekomen schilderij van Jeroen Bosch in een hypermoderne versie, compleet met microscopische uitsnedes. Collages waarin mensen (of delen van mensen) figureren als detail van symmetrisch opgebouwde voorstellingen nemen je mee door een absurd landschap. Titels als ‘The origin of Creepers’, ‘Battle of the plants’ en ‘Physics Distorter’ geven een idee van de verhouding tussen werkelijkheid en beeld.
Van Nuenen onderzoekt de relatie tussen mens, natuur en technologie op een wel heel bijzondere manier.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Arie van Geest afficheert zichzelf als een makelaar in luchtspiegelingen. Hij heeft ziel en zaligheid in een imposante veelheid van tekeningen en schilderijen gelegd. Het bestand loopt inmiddels uiteen van kunsthistorische motieven,landschapsschoon, striphelden, sprookjesfiguren en romanpersonages tot krabbels, televisiebeelden, filmfragmenten,vakantieverhalen en sportuitslagen. Het geheel begint hoe langer hoe meer op een hybride zelfportret te lijken. Voor de kunstenaar staan onder anderen Pinokkio, Alice (uit wonderland) en Donald Duck model. Toch is dit kunstenaarschap verre van lichtzinnig. Want bij Arie van Geest is het van frivool naar ernstig maar een kleine stap. De zorgvuldige werkwijze van zijn werk contrasteert met de grillige inhoud. Het is niet alles goud wat er blinkt.
De etsen en tekeningen van Kim Hospers nemen de multimediale manipulatie van kijklust als de maat. Daar is tegenwoordig alle reden toe. Onze beeldschermcultuur is van infotainment vergeven. Zetbazen van mondiale vermaaksindustrieën hebben hun visuele producties toegesneden op dramatisering, versimpeling en prikkeling. Met een immens aanbod van spektakel jagen de beelden kramers op aandacht. Spektakels dienen de kijkers met ‘gefictionaliseerde belevenissen’ te paaien. Of het nu gaat om hongersnood, een tsunami, dierenleed, een elfstedentocht of het weer,personality, seks, spanning en sensatie staan borg voor reuring. Bij Kim Hospers krijgt de imagineerder zijn trekken thuis.Met een treffende repliek in die ene ets of tekening weet hij zelfs nog de meest gelikte montages van geweld en verleiding te fnuiken.
De tekeningen en schilderijen van Harold Linker grossieren in voosheid. Groezelige accenten laten niets aan duidelijkheidover: hier kraait de zonderling victorie. Foute karakters doen hun foute dingetjes in de plastic entourage van Linkerland.Een overgeseksualiseerde Bambi staat in vol ornaat te kijk. Een gulzige Knabbel doet zich te goed aan een Big Mac. Hetduivelspact tussen winstbejag en extravaganza wordt met logo’s en gadgets beklonken. Harold Linker kleurt ook zijngrote houtskooltekeningen met verf. De fluwelen schets valt aan polychrome branie ten prooi. Een kakelbonte stoet vanpapieren vogels, vlinders en bloemen zorgt voor extra drukte. De geest is uit de fles. De weergave van een museum metzwarte doeken aan de wand maakt een machteloze indruk. Tegen Harold Linkers oogappels is geen kruid gewassen
(tekst: Jan van Heemst)
Het is aan de schilderijen van Ralph van Meijgaard goed te zien dat hij ook keramiek beoefent. Hij is duidelijk op objectengericht. Hij heeft zich omringd met huiselijke varia. Hij verzamelt petjes, een tennisbal, kop en schotel, een boodschappen mandje en meer van dat soort dingen. Hij brengt ze op een bescheiden maar zelfverzekerde wijze als een collectie van alledaagse merkwaardigheden onder de aandacht. Vertrouwde voorwerpen hebben een gedaante verwisseling ondergaan. Kenmerkende onderdelen zijn uitgeruild. Kleur, vorm en dessin presenteren zich inwisselende allianties. De dingmatigheid van de dingen wordt met een onpersoonlijke toets in olieverf aangegeven. Daarmee prikkelt Ralph van Meijgaard de kijker aan de doeken een eigen invulling te geven. Zijn schilderijen zijn voor combinatie geknipt.
(tekst: Jan van Heemst)
Theo Poel is al jaren met hoofden in de weer. Hij schildert zijn koppen frontaal – van tronies met flaporen tot snuitjes met zomersproeten. Sommige hebben drie paar ogen, andere hebben gaten in plaats van ogen. Het vraagt enige tijd om al die gezichten te keuren. Pas dan vallen de gelaatsuitdrukkingen op. Portretten zijn het niet. Voor karikaturen kunnen ze ook niet doorgaan. De overdrijving dient een ander doel. Voor Theo Poel is het menselijk gelaat een klankbord waarop gemoedstoestanden in een melange van afwijzing, aanvaarding, opstand, vertwijfeling, gelukzaligheid tot uitdrukking kunnen komen. Het gezicht is dus bij uitstek communicatief, maar de bedoeling is lang niet altijd helder. Theo Poel benadrukt deze raadselachtigheid. De olieverf versluiert de uitwisseling. Het gezicht spreekt in raadselen.
Al reizend doet Ton Kraayeveld de impressies op je terugvindt in zijn werk. Berlijn, Zimbabwe en Hongarije gaven hem beelden die hij, eenmaal terug, samenbrengt met herinneringen aan andere plekken en situaties. De gelaagdheid in zijn tekeningen maakt het mogelijk om verschillende ervaringen tot een nieuw beeld te maken.
Terugkerende koffers, kantoorinterieur, kledingstukken en hotellobbies bevolken een wereld die niet bestaat of soms zelfs botst met zichzelf, maar die wel een bepaalde werkelijkheid in zich draagt. Juist omdat er zoveel verschillende lagen in het werk zitten is er ruimte voor het hele scala, van eenvoudige registratie van objecten tot een maatschappijkritische benadering. Het is die combinatie van eenvoudig beeld en meervoudige betekenis die het werk spannend maakt.
De retrosfeer in zijn tekeningen zet de tijd stil; je kijkt naar iets dat in het verleden zou kunnen liggen, maar dat tegelijkertijd heel actueel is. Daardoor legt Kraayeveld de interpretatie van het beeld open voor de kijker.
Met felle, jachtige streken zet Inge Aanstoot haar persoonlijke gewaarwordingen in uitdrukkingsvolle schilderijen om. Zij is gegrepen door de wensdromen en schrikbeelden die in een gestage stroom aan haar voorbijtrekken. Gewone dingen krijgen een ongewone meerwaarde. Aan vluchtige belevenissen, grillige voorvallen en steelse handelingen komen betekenissen toe die voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Inge Aanstoot laat een diepgravende exegese van haar motieven graag aan anderen over. Ook als er culturele en maatschappelijke verwijzingen in beeld zijn, beperkt zij zich tot een narratief minimum. Haar vrouwelijke hoofdpersonen doen autobiografische elementen vermoeden, maar het blijft gissen naar het precieze wat en hoe. En dat vermoeden sorteert uiteindelijk nog het meeste effect.
Gyz de la Riviere is kunstenaar, filmer, onderzoeker, schrijver en skate boarder. Alles begon bij het skate boarden…
De la Riviere heeft een grote interesse voor steden: om te beginnen met Rotterdam, zijn eigen stad, maar ook met Napels, Marseille en Liverpool. Dichtbevolkte steden met een bijzondere geschiedenis die hij graag ter plekke onderzoekt en in publicaties en films met elkaar in verband brengt. In ‘New Neapolis’ (het laatste is de oude naam voor Napels, Neapolis, nieuwe stad) brengt hij een ode aan deze havensteden, die zoveel meer dan Parijs, Londen en New York bogen op bewoners met een strijdlustige ‘can do’-mentaliteit. Zijn films worden onder meer geprogrammeerd tijdens het IFFR (international Film Festival Rotterdam).
Inspiratie vindt hij ook in de enorme hoeveelheid beelden, infographics, logo’s en beeldtekens waarmee we overspoeld worden. Hij onttrekt elementen uit de
(massa-)mediacultuur en past ze toe in een andere context. Zo zet hij betekenissen naar zijn hand en bouwt zijn eigen universum. Dat doet hij onder meer door de tekens, hier in neon, om te zetten en een plaats te geven die vervreemdend werkt.
‘A Hot Dog at the ball park is better than steak at the Ritz.’ Humphrey Bogart
No Tears, No, Tears….
Ronald de Bloeme is gefascineerd door de retoriek van merken en verpakkingen. Waaraan danken ze hun overredingskracht? Producenten bedienen zich van vormen, kleuren, motieven en patronen om hun producten aan teprijzen. Klanten bezwijken voor de verleiding om zich met koopwaar een gedeelde leefstijl aan te schaffen. Mensen zijn vooral in winkelcentra elkaars gelijken. Ronald de Bloeme ontfermt zich in zijn schilderijen over de visuele consumptiedwang. Hij ontregelt vormen en motieven en herschikt kleuren en patronen. De effectvolle desinformatie wordt breed uitgemeten. Op grote doeken prijken de resolute en verrassende assemblages van geabstraheerde citaten.De verf is in aantrekkelijke formaties van hoogglans en mat aangebracht. Oxiderend goudpigment steekt alle branding naar de kroon.
Jasper van den Ende is een fotograaf die de (technische) grenzen en tekortkomingen van beeldvormende technologieën onderzoekt om sociaal-ecologische en milieu-implicaties te verkennen. Zijn onderzoek ontwikkelt zich vanuit op kunst gebaseerde veldwerkpraktijken in de natuurlijke, technologische en stedelijke omgeving, waar belichaamde kennis en empirische bevindingen worden vooropgesteld op een manier die het werk informeert, hervormt of beter gezegd, co-produceert met de omgeving of de situatie ter plaatse. Dit resulteert in zelfontwikkelde methoden om ongelijkheden in blootstellingsniveaus in steden in kaart te brengen en te onthullen, of in experimentele manieren om datgene wat aan het menselijk oog ontsnapt, te visualiseren.
Als afgestudeerde van de Willem de Kooning Academie (2022) in Rotterdam, werd hij genomineerd voor de Young Blood Award in de jaarlijkse groepstentoonstelling Best of Graduates in de Ron Mandos galerie. Zijn project Exposure Value ZER0̸ werd bekroond met de Harry Pennings Prijs 2023, en hij had zijn eerste solotentoonstelling tijdens Lichtkunst Gouda (2022). Van den Ende presenteerde en exposeerde tijdens het Backlight Fotofestival (2023), waar zijn werk werd ondersteund door het Goethe Instituut met een Culture Moves-beurs van de Europese Unie.
Gerco de Ruijter fotografeert Nederlandse landschappen met een camera aan een vlieger of heliumballon op een hoogte van 20 tot 100 meter. De camera brengt het terrein als de uitsnede van een abstracte compositie in beeld. Omlijsting en dieptescherpte geven de foto’s een geometrisch aanzien. Gerco de Ruijter licht zijn landschappen uit hun natuurlijke inbedding om des te nadrukkelijker te kunnen inzoomen op hun formele structuur. Herkenbare elementen ondergaan een metamorfose. Ze worden gedesentimentaliseerd. Ze verliezen hun anekdotische lading en ontpoppen zich tot nuchtere data van een schouw. Geen wonder dat de fotograaf zich voor hun kadrering laat inspireren door het standaard areaal dat de veldbioloog voor zijn periodieke inventarisatie van de flora uitzet: het Permanent Kwadraat.
Jonas Vorwerk maakt multimediale installaties. Hij bouwt een omgeving waarin digitale en analoge ontmoetingen en interacties plaatsvinden tussen de objecten en publiek. Geluid en licht zijn daarbij de belangrijkste middelen. De toeschouwer is geen passieve genieter, maar maakt actief onderdeel uit van de installatie.
Vorwerks installaties zijn speels en spannend. Soms roepen ze op tot samenwerking, soms wil je ze juist in alle rust alleen ondergaan. In ieder geval is het een interessante ervaring om te ‘communiceren’ met technologie.
Iedere ‘Circle’ is uniek, want heeft een eigen programma met honderden gekleurde leds en een besturingssysteem. De lichten kunnen op een eenvoudige manier worden aangestuurd via mobiele telefoon, tablet of computer. Een Circle heeft verschillende algorithmes, is dimbaar en heeft vaste instellingen die door de gebruiker aangepast kunnen worden.
De ‘Circle’ kan dus aangepast worden aan haar omgeving, en kan door iedereen die de tijd neemt veranderd worden.
Als je een installatie van Jonas Vorwerk tegenkomt, neem er dan de tijd voor!
Maarten Janssen schildert aan de hand van willekeurige factoren die hem een set van kleuren en vormen opleveren waarmee hij verder overweg kan. Hij bewerkt het doek met dobbelsteen en zakjes verf. De zijden van de dobbelsteen heeft hij in verschillende tinten gedoopt. Sporen en spetters zijn beslissend voor het vervolg. Zij bepalen hoe het canvas wordt ingevuld. Deze procedure vertoont overeenkomsten met de fundamentele schilderkunst. Maarten Janssen relativeert de rol van de kunstenaar als auteur van het kunstwerk. Hij geeft de beslissingsbevoegdheid uit handen en dat staat haaks op benaderingen waarin de expressieve toets en het handschrift de boventoon voeren. Bij Maarten Janssen is het schilderij de resultante van toevallige oorzaak en noodzakelijk effect. Het gehoorzaamt aan een eigen wetmatigheid.
Barbara Helmer tekent onnatuurlijke natuur. Zij werkt naar uitvergrotingen van eigen foto’s: opnames in het voorbijgaan,van landschappen met terloopse sporen van menselijke activiteit. De potloodtekeningen zijn gestapeld; eerst kleur, dan grafiet. Die grijze deklaag tempert het gamma, zoals de avondnevel het late daglicht omfloerst. Onnatuurlijke natuur is het post romantische Arcadië ergens ter hoogte van een pleisterplaats aan de snelweg langs de Veluwezoom. Het panorama past mooi in het frame van de voorruit. Maar in de versie van Barbara Helmer verenigen dag en nacht zich opnieuw tot een elegie. De sensitieve nuancering van de tekening orkestreert gevoelens van vervreemding en bevreemding. De invallende schemering stemt ondefinieerbaar weemoedig. Dit kunstige landschap is een welkome stand-in van ongerepte natuur.
Desiree de Baar onderscheidt zich met breiwol. Ze breit ruimtelijk vormgeving. Vaak gaat het om kenmerkende losse onderdelen van een specifiek interieur. Een spoelbak, een badkuip, een leiding en een kraan vertegenwoordigen de badkamer. Lijnen duiden ontbrekende segmenten aan. De breisels kunnen in combinatie met behang, borduursels, ontwerpschetsen en constructietekeningen tot volledig ingerichte installaties uitgroeien. De trendy designer heeft hier duidelijk het nakijken. Soms breit Desiree de Baar grotere units. Een gevangeniscel bijvoorbeeld. Met alles erop en eraan. In deze inkleding worden kille producten en onpersoonlijke vertrekken uitnodigend en aaibaar. Door roze en witte wol wint de metamorfose aan intimiteit. Zachte krachten triomferen. De textiele machtsgreep is volkomen.
Henk de Looper was bovenal graficus. De droge naald lag altijd voor het grijpen. Gaandeweg breidde hij zijn werkveld uit met olie- en aquarelverf, inkt en krijt. Op het einde van zijn leven nam hij noodgedwongen zijn toevlucht tot pen en potlood op handzaam formaat. Steeds ging het hem om abstracte voorstellingen op het platte vlak. Geometrische figuren vormden het uitgangspunt. Met driehoek en ellips wist Henk de Looper een ruimtelijkheid tot stand te brengen die de voor hem zo kenmerkende discretie bezat. Aan licht kende hij een grote waarde toe. Een fijnzinnig lijnenspel roept het licht in verschillende schakeringen tevoorschijn. Het licht manifesteert zich bij uitstek in de mandorla. Deze vorm is een traditioneel teken van de transfiguratie – de stralende verheerlijking na de dood. Aan deze eerbiedwaardige traditie bleef Henk de Looper trouw.
De schilderijen en fotowerken van Burgert Koonijnendijk zijn de neerslag van een jarenlange omgang met de naïveteit van de kijker. Het werk maakt een toegankelijke indruk. De afbeeldingen zijn helder en herkenbaar. Burgert Koonijnendijk kent zijn klassieken. Hij loodst de toeschouwer een wereld binnen waarin matrozen nog zeebonken waren, boksersprijsvechters, coureurs snelheidsduivels en piloten aviateurs. Met speels gemak nemen zij de kijker voor zich in. Kijkt deze nauwkeuriger, dan doorziet hij de subtiele manipulatie. De ensembles van Burgert Koonijnendijk zijn allesbehalve naïef.Hij heeft het boek op de juiste bladzijde opgeslagen: “Hier stuiten we wellicht op de wortels van de gedachte dat de perspectief niets anders is dan een conventie en dus de wereld niet afbeeldt zoals zij is.” Een behartenswaardige opmerking.
Gyz de la Riviere is kunstenaar, filmer, onderzoeker, schrijver en skate boarder. Alles begon bij het skate boarden…
De la Riviere heeft een grote interesse voor steden: om te beginnen met Rotterdam, zijn eigen stad, maar ook met Napels, Marseille en Liverpool. Dichtbevolkte steden met een bijzondere geschiedenis die hij graag ter plekke onderzoekt en in publicaties en films met elkaar in verband brengt. In ‘New Neapolis’ (het laatste is de oude naam voor Napels, Neapolis, nieuwe stad) brengt hij een ode aan deze havensteden, die zoveel meer dan Parijs, Londen en New York bogen op bewoners met een strijdlustige ‘can do’-mentaliteit. Zijn films worden onder meer geprogrammeerd tijdens het IFFR (international Film Festival Rotterdam).
Inspiratie vindt hij ook in de enorme hoeveelheid beelden, infographics, logo’s en beeldtekens waarmee we overspoeld worden. Hij onttrekt elementen uit de
(massa-)mediacultuur en past ze toe in een andere context. Zo zet hij betekenissen naar zijn hand en bouwt zijn eigen universum. Dat doet hij onder meer door de tekens, hier in neon, om te zetten en een plaats te geven die vervreemdend werkt.
‘A Hot Dog at the ball park is better than steak at the Ritz.’ Humphrey Bogart
No Tears, No, Tears….
Johan Meijerink heeft kunnen terugzien op een werkzame levensloop. In de jaren tachtig diende de sculptuur zich aan: betrekkelijk kleine objecten, bescheiden van aard, gegoten in brons, met een duidelijke onderlinge verwantschap. Het zijn hermetische beelden. Geduldig polijsten heeft ze hun glanzende oppervlak bezorgd. De buitenwereld ketst in ijle spiegelingen op hen af. Buiten blijft buiten, binnen blijft binnen. De reflectie werkt als een glinsterend pantser dat ontoegankelijkheid uitstraalt. Al naar gelang waar de beelden worden geplaatst, verschieten ze van glans. Deze kameleontische weerkaatsing is Johan Meijerinks forte. Het wereldschuwe object geeft uitdrukking aan een permanent streven naar stilte en harmonie. Vorm en materiaal staan in dienst van de symboliek van dit werk: compacte kunst,transcendente aspiraties.
Op 19 maart 1960 werd Lizan geboren in Zwijndrecht. Van 1978 tot 1984 doorliep ze de Willem de Kooning Academie in Rotterdam en daarna studeerde ze nog een paar jaar aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Haar interesse in schimmels begon in 2002, toen ze lekkage- en andere vochtplekken bij mensen thuis ging fotograferen. Naast haar docentschap aan de Willem de Kooning Academie begon ze er in 2014 een masterstudie Design Research. In 2017 behaalde ze haar master en publiceerde ze het boek ‘The Living Surface’ gebaseerd op haar uitgebreide database met schimmels en vochtvlekken.
Lizan was gefascineerd door microbiologie en met name in vormen van verval en organische processen van achteruitgang in onze omgeving. Ze transformeerde schimmel, zwammen en korstmossen, maar ook vochtplekken en scheuren in stenen muren tot momenten van reflectie. ‘Met haar werk zette ze verval om in schoonheid’, aldus een vriendin. Ze produceerde handgetufte tapijten (voor vloer, hoek en muur) met schimmels en korstmossen als zachte, aaibare oppervlakken waarmee je je, om met haar eigen woorden te spreken, zou willen omringen. Niet de angst of afkeer van verval maar juist de betekenis, de schoonheid en de zachtheid ervan visualiseerde ze en maakte ze tastbaar op haar eigen, unieke manier. In een statement uit augustus 2023 zegt ze: ‘Met mijn werk wil ik bijdragen aan inzicht, bewustwording vergroten, resulterend in een gezonder klimaat.’ En dat heeft ze gedaan, tot het laatste moment.
Lizan overleed op 15 februari 2024, ze was naast een succesvol kunstenaar 25 jaar een geliefde docent op de Willem de Kooning Academie. Ze was bezig aan een grote opdracht voor Artis en zou nota bene de dag waarop ze overleed naar New York gaan voor een artist-in-residency. Aan haar rijke, inspirerende leven kwam plotseling en veel te vroeg een einde.
Edwin Zwakman heeft een voorliefde voor het artificiële aanzien van onze dagelijkse realiteit. Zijn werk is geënt op de beleving van plekken die hun bestaan volledig aan menselijk ingrijpen te danken hebben. Hier is het alles constructie wat de klok slaat, van waterkeringen, verkeersknooppunten, emplacementen, hoogspanningsleidingen en nieuwbouwwijken tot flats, doorzonwoningen, appartementen en interieurs. De werkelijkheid van ingenieurs, planologen en architectenkrijgt haar beslag in vernuftige foto’s van maquettes. Het schaalmodel in de beslotenheid van de studio benadrukt de kunstmatigheid van de wereld daarbuiten. De foto is de ironische registratie van deze gekunsteldheid. De uitgekiendere productie van namaak relativeert de drang tot ordening die de grootschalige ontwikkelaar eigen is.
Jeroen Bodewits heeft zich bewezen met zeefdrukken en ruimtelijk werk. Zijn zeefdrukken hebben de kenmerken van een beeldend logboek. Russische en Japanse reisimpressies rijgen zich op de royale vellen aaneen. In het donker glanst het goud van Verleiding, Gevaar en Verlangen. De series houden fotografische en grafische reproductie in evenwicht. Zij danken hun zeggingskracht aan uitgekiende combinaties van duotoon, lijnraster, pixels en deklaag. Deze ‘combinatiekunde’ typeert ook het ruimtelijk werk. Met betrekkelijk eenvoudige maar heterogene onderdelen weet Jeroen Bodewits oogstrelende sculpturen samen te stellen.
Lon Pennock heeft zich betrekkelijk snel tot een studieuze adept van abstracte kunst ontwikkeld. Hij dankt zijn bekendheid vooral aan zijn beelden, maar daarnaast legt hij zich ook op tekeningen, etsen en collages toe. Zijn ontwikkeling staat in het teken van een intensieve exploratie van de materiële en ruimtelijke grondslagen van de sculptuur. Beide factoren zijn bepalend voor de wijze waarop zijn objecten zich tot hun omgeving verhouden. Het is Lon Pennock altijd om een ‘dragelijke zwaarte’ te doen. Deze inzet komt zowel in monumentale grandeur als subtiele finesses tot uitdrukking. Zijn werk heeft geen sokkel nodig om zich staande te houden. Het bakent zijn eigen groot- of kleinschalige territorium af. Aan de technische uitstraling ontleent het de opmerkelijke pretentie net zo evident te zijn als een sifon of een bascule.
“The discovery of purple”
In beeld: een botsing van vloeibare vormen, waarin je denkt dieren te herkennen. Of toch niet? Planeten, bliksemschichten, geesten, vleugels, lege tekstballonnen. Een heel eigen universum bevolkt het kleed. De titel is verwerkt in een golfpatroon. De kleurstrip daar onderin lijkt te verwijzen naar het testen en mengen van kleuren; paars?
Taselaar blijkt een meester in het componeren van een vol oppervlak dat nergens teveel is. Veel, zeker, maar nooit té veel; want luchtig en humoristisch is het altijd.
Ditty Ketting staat bekend om haar kleurrijke gerasterde of gestreepte schilderijen. Ze legt zichzelf formele regels op: alle kleuren komen uit een kleurencirkel met 14 basiskleuren die met zwart of wit verduisterd of verlicht kunnen worden, in alleen verticale en horizontale lijnen en vlakken. Dat levert een oneindige hoeveelheid mogelijkheden op die ze consistent onderzoekt en uitwerkt. Ieder werk is steeds volkomen anders in kleur, kleurverloop, verzadiging, lijnen, rasters en vlakken en lijkt een andere gemoedsuitdrukking weer te geven. Uit de totale abstractie barsten soms schaduwen, raampartijen van wolkenkrabbers, zonnestralen. Niet dat Ketting dat schildert, integendeel…maar haar werk nodigt uit tot associëren.
In de titels vind je daar niets van terug: haar werk is gewoon genummerd.
Hoe systematisch het ook mag lijken; het is wel berekend, maar nooit berekenend.
Ketting schept een wereld waarin kleuren samenwerken of elkaar naar het leven staan, waar lijnen elkaar raken zonder dat je weet of ze voor- of achterlangs kruisen. Doordat de lijnen en vlakken pas door het einde van het linnen beëindigd worden, vind je blik geen rustpunt maar blijft zoeken in het netwerk.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Bij Jan van Munster draait het altijd om energie. Vaak is er sprake van elektriciteit, licht of temperatuur, soms ook wel van magnetisme of radioaktiviteit. De energie zit bijna altijd in tegenstellingen besloten. Polariteiten zijn er in vele soorten en maten: licht en donker, hitte en kou, plus en min, stilte en lawaai, vloeing en stolling. Sculptuur maakt de werking van de energie manifest. Dat gebeurt bijvoorbeeld met cirkels en lijnen van neon, zwart stalen ijstafels of roodgloeiende staven. Jan van Munster is niet geïnteresseerd in een metafysica van de energie; hij houdt het konkreet. De kunstenaar is de laborant die processen stuurt. In een eruptie van vindingrijkheid stelt hij de toeschouwer desnoods aan reële risico’s bloot. ‘Aanraken verboden’ betekent dat het kunstwerk werkelijk levensgevaarlijk is.
Ook de tekeningen, schilderijen en grafiek mappen van Arie Berkulin tonen hem als een beeldhouwer in hart en nieren. Hij ontwikkelde zich in de loop der jaren tot een onverstoorbare solist die met grote monumentale gebaren de erkenning kreeg die hem toekwam. Op een rotonde vlak bij Eindhoven geeft zijn Swing nog steeds van perspectivische brille blijk.Na een objectiverende, constructivistische periode daagde het besef dat abstractie niet zaligmakend was. Gaandeweg sloop er een zekere speelsheid in Arie Berkulins idioom. Het elementaire vertoog van cirkels, driehoeken,parallellogrammen en ellipsen maakte plaats voor een figuratievere poëtica. Arie Berkulin heeft altijd met betrekkelijk eenvoudige middelen doel weten te treffen. Meer met minder is hem op het lijf geschreven.
Johan van Oord schaaft en vijlt aan kleur, vorm en structuur, tot zijn pictorale ruimte in balans is. Zijn aanpak vergt opperste concentratie en een niet aflatende discipline. De inrichting van het schilderij verloopt systematisch. De zorgvuldigheid waarmee de handelingen worden uitgevoerd, heeft iets dwingends. Het protocol lijkt onverbiddelijk. Niets aan het toeval overlaten! Onderdelen onderling afstemmen! Verhoudingen juist inschatten! Geen enkel detail veronachtzamen! Toch is het resultaat meer dan enkel de logische uitkomst van een berekening. Op het doek verschijnteen overtuigende proeve van bekwaamheid. De regulering is geen doel op zich. Ze is dienstig aan een onderneming die leidt naar het moment suprême waarop strikte ordening en opperste sensibiliteit in een onbetwistbare compositie samenvallen. Inderdaad: in optima forma.
Hans Wilschut fotografeert stadsgezichten, vaak badend in kunstlicht bij het vallen van de avond. Het zijn urbane stills. Ze vertonen geen spoor van bedrijvigheid. Het grootstedelijk decor wacht in cineastische gloed op actie, maar de set ligt er verlaten bij. De onwezenlijke stilte krijgt extra gewicht doordat Hans Wilschut de stad op afstand monstert. Om scherper waar te nemen doet hij telkens een stap terug; en dit versterkt de totaalindruk. Hij is de outsider die het overbekende met nieuwe ogen opneemt. Dat is een bijzondere benadering, want juist omdat mensen in hun omgeving opgaan, ontbreekt het hen doorgaans aan overzicht. Hans Wilschut is gedistantieerder en zodoende kritischer: kijk, dit hebben jullie ervan gemaakt – in knooppunten, torenflats, shopping malls en emplacementen zien jullie uiteindelijk jezelf.
Gerco de Ruijter fotografeert Nederlandse landschappen met een camera aan een vlieger of heliumballon op een hoogte van 20 tot 100 meter. De camera brengt het terrein als de uitsnede van een abstracte compositie in beeld. Omlijsting en dieptescherpte geven de foto’s een geometrisch aanzien. Gerco de Ruijter licht zijn landschappen uit hun natuurlijke inbedding om des te nadrukkelijker te kunnen inzoomen op hun formele structuur. Herkenbare elementen ondergaan een metamorfose. Ze worden gedesentimentaliseerd. Ze verliezen hun anekdotische lading en ontpoppen zich tot nuchtere data van een schouw. Geen wonder dat de fotograaf zich voor hun kadrering laat inspireren door het standaard areaal dat de veldbioloog voor zijn periodieke inventarisatie van de flora uitzet: het Permanent Kwadraat.
De sculpturen, tekeningen en foto’s van Silvia B. munten uit in raffinement. Zij confronteren de toeschouwer met een uitgelezen gezelschap. Onberispelijk uitgedoste kunstwezens eisen alle aandacht op. Het zijn meesterstukken van een chirurgische esthetiek. Hun verleidelijkheid is elektrificerend. Lichaamsvormen en lichaamsversieringen versmelten in toonbeelden van triomfantelijkheid, waakzaamheid, onderdanigheid, wreedheid en aandoenlijkheid. Hun schoonheid tart wetten en voorschriften. Kosten noch moeiten zijn gespaard om hun verschijning een subtiele maar ontegenzeggelijk morbide luxe te verlenen. Zorgvuldig opgezette huisdieren spreken boekdelen. Met deze viervoetige vriendjes en gevederde makkertjes weet Silvia B. ook wel raad. Als exquise stillevens trotseren zij de tijd.
Jeux Noirs is een drieluik van fotowerken waarin zwarte kauwtjes figureren met een bal en feestmuts. Het kan spel zijn of bevel, sarren of narren. De werken maken onderdeel uit van Le Cirque (vanaf 2010), een melancholieke serie, zwart in zwart, van mensen met dierlijke vachten en dieren die menselijke gedragingen vertonen, refererend aan het circusleven.
Tevens onderzocht hij vanaf het begin van zijn carrière de mogelijkheden van allerhande materialen en werkte o.a. in was, brons, klei, staal/rvs, zand, gips, perspex, hout, polyester, rubber, steen, karton, beton en polystyreen (EPS en XPS). Hij zocht de grenzen op van de flexibiliteit in materialen, leerde veel nieuwe technieken en vond nieuwe ruimtelijke toepassingen uit.
Hij woonde en werkte in Rotterdam en Frankrijk. Hij exposeerde vanaf 1963 in veel musea in binnen- en buitenland. Ook had hij solo-exposities bij galeries in Frankrijk, USA, België, Nederland en Duitsland en werd op beurzen getoond in Bazel, Chicago, New York, Philadelphia, Marseille, Amsterdam, Rotterdam, Brussel, Parijs en Nice. Zijn werk is vertegenwoordigd in veel musea, bedrijfs- en particuliere collecties.
Hij was onder andere oprichter en voorzitter van kunstenaarsinitiatieven SARK, STEK en Bronsgiet-collectief sCULpTUUR, voorzitter van de BBK Rijnmond, nam deel aan diverse commissies, was gastdocent bij academies en van 1997- 2003 gasthoogleraar aan de Technische Universiteit Delft.
Hij verbouwde een 15-tal huizen en twee bedrijfsruimtes voor de RAM-galerie en een werketage voor Bill Alsop. Voor het onderkomen van het gietcollectief ontwierp hij een containerconstructie; hij bouwde drie stalen casco’s voor zeiljachten en hij ontwierp en bouwde voor zichzelf 2x een huis met ateliers in 1980 en 2001 in Frankrijk.
De Generaals 1978 brons, uniek werk
De Generaals staan voor macht en onmacht, oorlog ontmenselijkt, maar zal er wel altijd zijn, daarom zijn de twee generaals met de ruggen tegen elkaar gezet, veroordeelt tot elkaar maar kunnen geen kant op, dus zijn voorlopig ongevaarlijk.
Dit werk valt onder ‘de Tafelbeelden’ die gaan in de eerste plaats over diverse invalshoeken voor emancipatie, het ontworstelen aan de diverse soorten dwang die de maatschappij of omgeving op je kan leggen.
Met slimme software knutselt Marcel Wesdorp aan prints en animaties van toendra’s, steppes en woestijnen. De virtuele landschappen zijn woest en ledig. Hun aanblik berust op passen en meten. Aan profiel, reliëf en atmosfeer ligt digitale manipulatie ten grondslag. Een zorgvuldig gecomponeerde schijnwereld in lichtgrauwe tinten schept de illusie van een immense uitgestrektheid. Verre einders en hoge luchten benadrukken de ongenaakbaarheid van het vergezicht. De hyperrealistische ruimte verlokt en beangstigt. In deze verweesde regionen loopt elke oriëntering spaak. Maar de richtingloosheid is niet hopeloos. Marcel Wesdorps kunstige vormgeving voorziet in een esthetische behoefte. Ook het meest barre non-oord verschaft de doorgewinterde observator als kunstwerk wel degelijk genoegen.
Eva Krause (Rotterdam) her paintings show abandoned objects in a natural environment. Together with the landscape, human traces form a world of its own. There seems to be something strange going on. Something you quickly ignore, but Eva subtly emphasizes.
Meten, tellen, wegen, ordenen…Willem Besselink brengt in kaart. Passen, stappen, menselijke handelingen: zich herhalende structuren en patronen die komen bovendrijven uit dagelijks gebeurtenissen fascineren hem. Zijn werk is altijd site specific: gerelateerd aan of reagerend op zijn directe omgeving, de plaats waar hij zich bevindt.
In het verleden verdiepte hij zich in scenografie en wiskunde; beide disciplines vind je direct terug in zijn werk.
Zijn werk, van kleine tekeningen en ruimtelijke sculpturen tot enorme installaties in verlaten fabrieken maakt zichtbaar wat onzichtbaar is, legt patronen bloot waar je wel weet van hebt maar die je niet ziet. Als kijker wordt je je bewust van wat zich afspeelt in zijn (en jouw) dagelijkse omgeving.
Zo zet Besselink zijn eigen slaappatroon om in een sculptuur en vertaalt hij het aantal en het soort bezoekers van een plek om in een kleurrijk patroon. Als je niet beter wist, zou je kunnen denken dat die abstractie ontstaat in zijn hoofd en niet ontleend is aan de werkelijkheid.
(tekst Jan van Heemst)
Kees Spermon heeft een markant levenswerk nagelaten. Hij was een bevlogen schilder, tekenaar en graficus.Aanvankelijk werkte hij vooral in zwart en grijs. Voortdurend was hij gespitst op de schaduwen die in zijn verbeelding rondwaarden, geen mensen uit één stuk maar de figuraties die hij in nerveuze kluwens of dynamische lijnen vastlegde.Het verlies van substantie kwam in een melancholiek soort vergeefsheid tot uitdrukking. Deze benadering stelde Kees Spermon in staat eigen levenservaringen in beeldende hypotheses te veralgemeniseren. In de jaren voor zijn dood heeft hij zwart en grijs afgezworen. De meest recente schilderijen kleuren rood, blauw en geel. Maar hoe vrolijk die doeken op het eerste gezicht ook lijken, er speelt zich een drama af. Ook hier is de illusie van vrijheid onvolkomen als de vrijheid zelf.Het existentiële ongerief is onverminderd taai gebleven.
Met felle, jachtige streken zet Inge Aanstoot haar persoonlijke gewaarwordingen in uitdrukkingsvolle schilderijen om. Zij is gegrepen door de wensdromen en schrikbeelden die in een gestage stroom aan haar voorbijtrekken. Gewone dingen krijgen een ongewone meerwaarde. Aan vluchtige belevenissen, grillige voorvallen en steelse handelingen komen betekenissen toe die voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Inge Aanstoot laat een diepgravende exegese van haar motieven graag aan anderen over. Ook als er culturele en maatschappelijke verwijzingen in beeld zijn, beperkt zij zich tot een narratief minimum. Haar vrouwelijke hoofdpersonen doen autobiografische elementen vermoeden, maar het blijft gissen naar het precieze wat en hoe. En dat vermoeden sorteert uiteindelijk nog het meeste effect.
Risk Hazekamp is Risk Hazekamps favoriete fotomodel. Ze sleutelt aan gender en ondergraaft daarmee het culturele onderscheid tussen ‘vrouw’ en ‘man’. Nu eens staat ze à la James Dean in stoere spijkerkleding op een filmische prairie,dan weer is ze covergirl van een glossy. Haar foto’s trekken conventionele verbeeldingsvormen in twijfel. Vrouwelijk en manlijk zijn vlottende kwalificaties. Risk Hazekamp bespeelt beide registers. Zij portretteert zichzelf als een androgyne grensganger (v/m) in een mediagenieke setting. Een cowboy in technicolor duidt bijvoorbeeld op de heroiëk van Hollywood. Maar de toeschouwer aarzelt: is deze filmster een vrouw of een man? Risk Hazekamp fotografeert analoog en bewerkt haar prints nooit achteraf. Daarom zijn haar foto’s echt net echt. Net als de stereotypen.
Benjamin Li is een conceptueel kunstenaar gevestigd in Rotterdam. In zijn werk stelt hij vragen over identiteit, representatie, ontheemding, het dagelijks leven, eetgewoonten en het gevoel van thuis. Momenteel benadert hij deze thema’s voornamelijk door een verkenning van het Chinees-Indonesische restaurant.
Sinds 2014 heeft Benjamin meer dan 1.000 Chinees-Indonesische restaurants in Nederland bezocht in een poging om een archief van deze restaurants op te bouwen. Tijdens deze bezoeken heeft hij menu’s, stukken serviesgoed en geschreven herinneringen van zijn ontmoetingen verzameld. Een belangrijk onderdeel is dat hij ook foto’s heeft gemaakt van meer dan 200 unieke Chinees-Indonesische gerechten in deze restaurants. Deze foto’s zijn verwerkt tot een puzzelserie van 1000 stukjes, een lichtbak en een meer toegankelijke puzzel van 500 stukjes, gemaakt in samenwerking met het LAM museum en MAMA, evenals een lijn koffiemokken. Gerelateerd werk omvat een serie epoxy wortelrozen, drie video-installaties en een keramische herinterpretatie van het fortune cookie (residency bij EKWC). Alles is te zien op zijn website.
Benjamin ziet schoonheid in het Chinees-Indonesische restaurant, maar voor hem is het ook een manier om zijn Chinese roots en familiegeschiedenis te begrijpen. Veel van zijn familieleden, waaronder zijn biologische ouders, hebben in de restaurants gewerkt om te overleven en zich te integreren in de Nederlandse samenleving. Met zijn werk probeert Benjamin het restaurant te eren, terwijl anderen het soms bespotten. In eerder werk heeft hij bredere vragen gesteld over stereotypen van Aziatische mensen (Yellow-Series). Tegenwoordig ziet hij het belang van zijn werk in het balanceren tussen het blootleggen van de absurditeit van bepaalde stereotypen en het bevorderen van een herwaardering van de schoonheid en het erfgoed van het Chinees-Indonesische restaurant.
Benjamin Li heeft een BA in Psychologie (Erasmus Universiteit Rotterdam), een BA in Fotografie (Willem de Kooning Academie) en een MA in Media Design and Communication (Piet Zwart Instituut). Hij heeft genereuze steun ontvangen van het Mondriaan Fonds, Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Stokroos en CBK Rotterdam. Vanaf september 2022 begint hij aan een tweejarige residency aan de Rijksacademie in Amsterdam.
Jonas Vorwerk maakt multimediale installaties. Hij bouwt een omgeving waarin digitale en analoge ontmoetingen en interacties plaatsvinden tussen de objecten en publiek. Geluid en licht zijn daarbij de belangrijkste middelen. De toeschouwer is geen passieve genieter, maar maakt actief onderdeel uit van de installatie.
Vorwerks installaties zijn speels en spannend. Soms roepen ze op tot samenwerking, soms wil je ze juist in alle rust alleen ondergaan. In ieder geval is het een interessante ervaring om te ‘communiceren’ met technologie.
Iedere ‘Circle’ is uniek, want heeft een eigen programma met honderden gekleurde leds en een besturingssysteem. De lichten kunnen op een eenvoudige manier worden aangestuurd via mobiele telefoon, tablet of computer. Een Circle heeft verschillende algorithmes, is dimbaar en heeft vaste instellingen die door de gebruiker aangepast kunnen worden.
De ‘Circle’ kan dus aangepast worden aan haar omgeving, en kan door iedereen die de tijd neemt veranderd worden.
Als je een installatie van Jonas Vorwerk tegenkomt, neem er dan de tijd voor!
De stad teistert de natuur als een gezwel. De hybride multiscapes van Pim Palsgraaf zijn illustratief voor de kwalijke symptomen van de urbanisatie. Opgezette dieren bezwijken haast onder hun last. Ze torsen stedelijke uitwas. De beeldengetuigen van een haat-liefdeverhouding tot hun onderwerp. Pim Palsgraaf maakt voor de woekerende architectuur van verschillende materialen gebruik. Primaire stoffen zijn styrofoam, metaal, hout, plastic, lijm en verf. Verder struint hij rommelmarkten en leegstand af en vindt langs de stoep ook nog wel het een en ander van zijn gading. Voor de detaillering is hij schatplichtig aan modelbouwers die hun hobby vaarwel hebben gezegd en hun spullen op internet in de aanbieding doen. Zo koeken de clusters op het volgzame pak vee aaneen. Maar wie zou in deze sloppen niet willen dwalen en klauteren? Ze vragen erom.
Benjamin Li is een conceptueel kunstenaar gevestigd in Rotterdam. In zijn werk stelt hij vragen over identiteit, representatie, ontheemding, het dagelijks leven, eetgewoonten en het gevoel van thuis. Momenteel benadert hij deze thema’s voornamelijk door een verkenning van het Chinees-Indonesische restaurant.
Sinds 2014 heeft Benjamin meer dan 1.000 Chinees-Indonesische restaurants in Nederland bezocht in een poging om een archief van deze restaurants op te bouwen. Tijdens deze bezoeken heeft hij menu’s, stukken serviesgoed en geschreven herinneringen van zijn ontmoetingen verzameld. Een belangrijk onderdeel is dat hij ook foto’s heeft gemaakt van meer dan 200 unieke Chinees-Indonesische gerechten in deze restaurants. Deze foto’s zijn verwerkt tot een puzzelserie van 1000 stukjes, een lichtbak en een meer toegankelijke puzzel van 500 stukjes, gemaakt in samenwerking met het LAM museum en MAMA, evenals een lijn koffiemokken. Gerelateerd werk omvat een serie epoxy wortelrozen, drie video-installaties en een keramische herinterpretatie van het fortune cookie (residency bij EKWC). Alles is te zien op zijn website.
Benjamin ziet schoonheid in het Chinees-Indonesische restaurant, maar voor hem is het ook een manier om zijn Chinese roots en familiegeschiedenis te begrijpen. Veel van zijn familieleden, waaronder zijn biologische ouders, hebben in de restaurants gewerkt om te overleven en zich te integreren in de Nederlandse samenleving. Met zijn werk probeert Benjamin het restaurant te eren, terwijl anderen het soms bespotten. In eerder werk heeft hij bredere vragen gesteld over stereotypen van Aziatische mensen (Yellow-Series). Tegenwoordig ziet hij het belang van zijn werk in het balanceren tussen het blootleggen van de absurditeit van bepaalde stereotypen en het bevorderen van een herwaardering van de schoonheid en het erfgoed van het Chinees-Indonesische restaurant.
Benjamin Li heeft een BA in Psychologie (Erasmus Universiteit Rotterdam), een BA in Fotografie (Willem de Kooning Academie) en een MA in Media Design and Communication (Piet Zwart Instituut). Hij heeft genereuze steun ontvangen van het Mondriaan Fonds, Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Stokroos en CBK Rotterdam. Vanaf september 2022 begint hij aan een tweejarige residency aan de Rijksacademie in Amsterdam.
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
Geert Baas maakt contrastrijke werken die uit meerdere delen ontstaan, meestal twee of drie. Elk onderdeel kent een andere techniek: verf op doek, tekeningen, foto’s, scans van foto’s, gevonden voorwerpen. Van alles en nog wat wordt samengevoegd en geordend tot een samenhangend beeld dat intrigeert. Op het onderste gedeelte staat doorgaans een losse lijntekening die soms een letter lijkt, rechtstreeks uit de verftube. Baas ‘smeert’ de verf direct vanuit de spuitmond op het doek.
Die tags en kalligrafische tekens, betekenen ze iets en zo ja wat? Is er een reden waarom ze altijd op de onderkant van het werk staan? Is er een connectie tussen het teken en het andere gedeelte?
De gevonden voorwerpen die hij gebruikt zijn vaak gereedschappen: een zaag, een hamer, een schaaf. Samen met het betekende deel ontstaat een nieuwe vorm die niets van meer doen heeft met de oorspronkelijke functie. Waar hij fotografie gebruikt lijkt dat vrij ongericht; onscherpe beelden van objecten of vage beelden zonder focus.
De manier waarop Baas de verschillende delen samenvoegt brengt een nieuwe lading.
De schijnbare samenhang is vaak toeval. Baas zoekt naar het moment, het beeld dat het enige juiste is en combineert de verschillende delen tot het klopt. Ze houden elkaar in evenwicht en lijken naar elkaar te verwijzen, maar er moet altijd ook spanning tussen de vormen en objecten zijn.
Het totale beeld beweegt zich tussen herkenbaar en abstract.
(tekst Maartje Berendsen)
De sculpturen, tekeningen en foto’s van Silvia B. munten uit in raffinement. Zij confronteren de toeschouwer met een uitgelezen gezelschap. Onberispelijk uitgedoste kunstwezens eisen alle aandacht op. Het zijn meesterstukken van een chirurgische esthetiek. Hun verleidelijkheid is elektrificerend. Lichaamsvormen en lichaamsversieringen versmelten in toonbeelden van triomfantelijkheid, waakzaamheid, onderdanigheid, wreedheid en aandoenlijkheid. Hun schoonheid tart wetten en voorschriften. Kosten noch moeiten zijn gespaard om hun verschijning een subtiele maar ontegenzeggelijk morbide luxe te verlenen. Zorgvuldig opgezette huisdieren spreken boekdelen. Met deze viervoetige vriendjes en gevederde makkertjes weet Silvia B. ook wel raad. Als exquise stillevens trotseren zij de tijd.
1 uit serie van 4
In 1998 vroeg Profielen, het onafhankelijke magazine van de Hogeschool Rotterdam, Han Hoogerbrugge om een beeldverhaal. Het werd een serie over de zeven hoofdzonden. De zondaar was Han Hoogerbrugge’s alter ego, een neurotisch heerschap in zwart pak dat maling heeft aan de rest. Deze ‘Han Hoogerbrugge’ is inmiddels een bekende Nederlander, prominent aanwezig in kranten, bladen, musea, galeries en op internet. Het besnorde personage staat garant voor onhebbelijke obsessies en bizarre situaties. Hij is het boegbeeld van een bijdetijdse kunstenaarspraktijk waarin de grenzen tussen hoog en laag zijn geslecht. In klare lijnen peilt Han Hoogerbrugge de dromen, verwachtingen,ervaringen en angsten van zijn evenbeeld. De kleine demon blijft werkelijk niets bespaard.
Guido de Waart zet zijn maaksels steevast met de grootst mogelijke aandacht in elkaar. Langzaam maar zeker groeien ze uit tot karakteristieke variaties op een beproefd thema: elke opzet is op het vierkant gestoeld. Dit basale concept biedt Guido de Waart de gelegenheid om kunstwerken in reeksen uit te voeren, ongeacht of het tekeningen, schilderingen of objecten zijn. Het vierkant is voor hem een middel om een effectieve koppeling van verschillende eenheden in een evenwichtige samenhang tot stand te brengen. Het legt hem geen beperkingen op maar bewijst zich als een onuitputtelijke bron waaraan een veelheid van technieken en toepassingen ontspringt. Dit potentieel komt in de cadans van de serie tot uitdrukking. Guido de Waart kan ermee lezen en schrijven. En fluisteren (als het moet).
De sculpturen, tekeningen en foto’s van Silvia B. munten uit in raffinement. Zij confronteren de toeschouwer met een uitgelezen gezelschap. Onberispelijk uitgedoste kunstwezens eisen alle aandacht op. Het zijn meesterstukken van een chirurgische esthetiek. Hun verleidelijkheid is elektrificerend. Lichaamsvormen en lichaamsversieringen versmelten in toonbeelden van triomfantelijkheid, waakzaamheid, onderdanigheid, wreedheid en aandoenlijkheid. Hun schoonheid tart wetten en voorschriften. Kosten noch moeiten zijn gespaard om hun verschijning een subtiele maar ontegenzeggelijk morbide luxe te verlenen. Zorgvuldig opgezette huisdieren spreken boekdelen. Met deze viervoetige vriendjes en gevederde makkertjes weet Silvia B. ook wel raad. Als exquise stillevens trotseren zij de tijd.
Jeux Noirs is een drieluik van fotowerken waarin zwarte kauwtjes figureren met een bal en feestmuts. Het kan spel zijn of bevel, sarren of narren. De werken maken onderdeel uit van Le Cirque (vanaf 2010), een melancholieke serie, zwart in zwart, van mensen met dierlijke vachten en dieren die menselijke gedragingen vertonen, refererend aan het circusleven.
Geert Baas maakt contrastrijke werken die uit meerdere delen ontstaan, meestal twee of drie. Elk onderdeel kent een andere techniek: verf op doek, tekeningen, foto’s, scans van foto’s, gevonden voorwerpen. Van alles en nog wat wordt samengevoegd en geordend tot een samenhangend beeld dat intrigeert. Op het onderste gedeelte staat doorgaans een losse lijntekening die soms een letter lijkt, rechtstreeks uit de verftube. Baas ‘smeert’ de verf direct vanuit de spuitmond op het doek.
Die tags en kalligrafische tekens, betekenen ze iets en zo ja wat? Is er een reden waarom ze altijd op de onderkant van het werk staan? Is er een connectie tussen het teken en het andere gedeelte?
De gevonden voorwerpen die hij gebruikt zijn vaak gereedschappen: een zaag, een hamer, een schaaf. Samen met het betekende deel ontstaat een nieuwe vorm die niets van meer doen heeft met de oorspronkelijke functie. Waar hij fotografie gebruikt lijkt dat vrij ongericht; onscherpe beelden van objecten of vage beelden zonder focus.
De manier waarop Baas de verschillende delen samenvoegt brengt een nieuwe lading.
De schijnbare samenhang is vaak toeval. Baas zoekt naar het moment, het beeld dat het enige juiste is en combineert de verschillende delen tot het klopt. Ze houden elkaar in evenwicht en lijken naar elkaar te verwijzen, maar er moet altijd ook spanning tussen de vormen en objecten zijn.
Het totale beeld beweegt zich tussen herkenbaar en abstract.
(tekst Maartje Berendsen)
De spullen van Ben Zegers lijken op doodgewone dingen uit onze omgeving. Een stoel, een tafel, metrokaartjes, knipsels,kratten, een stuk zeep, een wieg, een hemd, een laars, een sok, een puntenslijper, jas of broek. Teveel om op te noemen.Ben Zegers speelt een spel met hun bruikbaarheid. Eendrachtig spannen zij tegen rationalisaties samen. Herkenbare onderdelen verruilen hun reguliere herkenbaarheid voor de onnavolgbare humor van de toespeling. Fris van de lever beginnen ze aan een vrijgemaakt tracé. Deze beelden zitten barstensvol materie. Het vereist de nodige stuurmanskunst om ze met schaal, kleur, vorm en patroon in toom te houden. Het uiteindelijke resultaat onttrekt zich aan een eensluidend oordeel. Het lijkt wel wat, die Engelse drop, maar toch is het dat net niet.
Hebben wij de stadslandschappen van Rikkert Mullenders inderdaad aan zijn werk in de postbezorging te danken? Dat is tenminste wel de vraag die hij zelf – half gekscherend – opwerpt. Hoe dan ook, op een gegeven moment begon hij in zeefdruk en etsen met steden. Hij raakte er meer en meer van overtuigd dat dit onderwerp zijn bestemming was. Al doende werden de stadslandschappen gedetailleerder. De mateloze detaillering beantwoordt aan een hang naar spanning en sensatie. Rikkert Mullenders ervaart echte steden namelijk als tamelijk vervelend. Voor figuren als hij valt er maar bitter weinig te beleven. Zijn architectuur doorbreekt de sleur. In energieke lijnen schetst hij het alternatief. Van hem mogen stedelingen zich ongegeneerd uitleven. Zijn stad moet spetterend zijn.
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
De surreële schilderijen en tekeningen van Otto Egberts stemmen niet bepaald vrolijk. De teneur is overwegend somber. Otto Egberts heeft zo zijn twijfels over de zin van het bestaan. Zijn mensen zijn uit wormstekig hout gesneden. Ze ogen kwetsbaar en wezensvreemd. Bijna altijd zijn ze alleen. Soms liggen ze op bed, besluiteloos en treurig. De treurnis valt ook aan de verf af te lezen. Grijstinten domineren. Gaandeweg zijn de mensen uit beeld geraakt. De afgelopen tijd is Otto Egberts eindeloos aan het schuren en gummen. Een vaalwit oppervlak toont de sporen van ingespannen arbeid. Zwoegend heeft de scepticus zich een weg naar een ijle expressiviteit gebaand. Het surreële is aangrijpend kale ruimtelijkheid geworden. Het beantwoordt aan niets anders dan aan de stuurloosheid van de inspanning. Alles is leegte.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
De schilderijen en fotowerken van Burgert Koonijnendijk zijn de neerslag van een jarenlange omgang met de naïveteit van de kijker. Het werk maakt een toegankelijke indruk. De afbeeldingen zijn helder en herkenbaar. Burgert Koonijnendijk kent zijn klassieken. Hij loodst de toeschouwer een wereld binnen waarin matrozen nog zeebonken waren, boksersprijsvechters, coureurs snelheidsduivels en piloten aviateurs. Met speels gemak nemen zij de kijker voor zich in. Kijkt deze nauwkeuriger, dan doorziet hij de subtiele manipulatie. De ensembles van Burgert Koonijnendijk zijn allesbehalve naïef.Hij heeft het boek op de juiste bladzijde opgeslagen: “Hier stuiten we wellicht op de wortels van de gedachte dat de perspectief niets anders is dan een conventie en dus de wereld niet afbeeldt zoals zij is.” Een behartenswaardige opmerking.
Dat Kees Touw uit een schippersfamilie komt, is duidelijk in zijn tekeningen waar te nemen. Havens, sluizen, bruggen,terminals, rivieren en kanalen bepalen het beeld. Ze zijn met pen, potlood en pastelkrijt in kaart gebracht. Vanuit de lucht bezien zijn ze in fijn vertakte patronen opgenomen. Hier de vormen van een stroomgebied, daar de logistiek van laden en lossen. Ooit waren het reëel bestaande routes. Nu vormen zij samen de atlas waarin Kees Touw de herinneringen aanzijn jeugd bewaart, uit de jaren dat hij als kind meevoer op de binnenvaart. Daarvoor leunt hij mede op het logboek dat zijn vader achterliet. Talloze indrukken van toen zijn springlevend gebleven. Het imaginaire traject verschilt per tekening.Soms blijft het bij Nederland, dan weer gaat het diep Frankrijk in en via de Rijn terug. Altijd onderweg, overal en nergens thuis.
Pim Palsgraaf (1979) wordt geïnspireerd door verval en onregelmatigheden in de stad. De tegenstelling tussen natuur en urbaniteit zijn relevante thema’s en perspectieven binnen het metamodernistische denken. Palsgraafs werk is het resultaat van een steeds diepgaander onderzoek naar de erosie van de binnenstad. Lege ruimtes – oude gangen en plafonds die op instorten staan en waar de natuur langzaam de overhand neemt – voeden zijn fascinatie voor dit proces.
Palsgraaf zwerft regelmatig rond en werkt samen met andere kunstenaars in de ruïnes van industriële reuzen, zoals die bijvoorbeeld te vinden zijn in het voormalige Oost-Duitsland. In 2012 initieerde hij het project If Paradise is Half as Nice (IPIHAN), een kunstproject gericht op het maken van kunst in deze verlaten gebouwen. Gedurende ongeveer een maand neemt IPIHAN een gebouw over, richt het woon- en werkruimtes in, en maakt kunst met alles wat het gebouw te bieden heeft (materialen, ruimte, geschiedenis, de dynamiek van verval). IPIHAN presenteert vervolgens de resultaten in een gratis toegankelijke multimedia-expositie die zich door het hele gebouw uitstrekt.
IPIHAN is erop gericht om het comfort van het atelier te verlaten en te experimenteren met nieuwe manieren om na te denken over concepten, kunstwerken en uiteindelijk een tentoonstelling. Deze omstandigheden creëren een ‘pressure cooker’-effect: de snelle uitwisseling van ideeën, de beperkte tijd om ze uit te voeren, manieren vinden om ze te realiseren en de kameraadschap om dit alles mogelijk te maken. IPIHAN is uitgegroeid tot een legaal/semi-officieel project dat innovatief en origineel is, en biedt steeds nieuwe mogelijkheden en uitdagingen.
In zijn werk richt Palsgraaf zich op de perspectieflijnen van waaruit we de wereld om ons heen opbouwen. Een tijdlang werkte hij binnen de bestaande systemen om de wereld om ons heen te tekenen, maar een paar jaar geleden besloot hij zich te verdiepen in de fundamenten van de wereld om ons heen. Volgens Palsgraaf liggen die fundamenten in hoe mensen de wereld om hen heen construeren. Dit leidt vaak tot dualismen in de samenleving. Nihilisme en consumentisme, ironie en naïeve informaliteit bestaan naast elkaar en tegelijkertijd.
Palsgraaf besloot zijn eigen waarneming te onderzoeken en bracht vijf dagen door in een volledig afgesloten donkere ruimte, zonder tijd of geluid. Al snel werd het Palsgraaf duidelijk dat tijd slechts een concept is en waarneming een constructie van de geest. Hij besloot deze ontdekkingen voort te zetten en te onderzoeken hoe hij deze bevindingen kon verweven en vertalen in zijn werk. Zijn doel is om zijn ervaringen van tijd en waarneming over te brengen en de kijker mee te nemen naar een moment van stilte en totale twijfel, waarin alle grip op de wereld volledig is verdwenen.
Benjamin Li is een conceptueel kunstenaar gevestigd in Rotterdam. In zijn werk stelt hij vragen over identiteit, representatie, ontheemding, het dagelijks leven, eetgewoonten en het gevoel van thuis. Momenteel benadert hij deze thema’s voornamelijk door een verkenning van het Chinees-Indonesische restaurant.
Sinds 2014 heeft Benjamin meer dan 1.000 Chinees-Indonesische restaurants in Nederland bezocht in een poging om een archief van deze restaurants op te bouwen. Tijdens deze bezoeken heeft hij menu’s, stukken serviesgoed en geschreven herinneringen van zijn ontmoetingen verzameld. Een belangrijk onderdeel is dat hij ook foto’s heeft gemaakt van meer dan 200 unieke Chinees-Indonesische gerechten in deze restaurants. Deze foto’s zijn verwerkt tot een puzzelserie van 1000 stukjes, een lichtbak en een meer toegankelijke puzzel van 500 stukjes, gemaakt in samenwerking met het LAM museum en MAMA, evenals een lijn koffiemokken. Gerelateerd werk omvat een serie epoxy wortelrozen, drie video-installaties en een keramische herinterpretatie van het fortune cookie (residency bij EKWC). Alles is te zien op zijn website.
Benjamin ziet schoonheid in het Chinees-Indonesische restaurant, maar voor hem is het ook een manier om zijn Chinese roots en familiegeschiedenis te begrijpen. Veel van zijn familieleden, waaronder zijn biologische ouders, hebben in de restaurants gewerkt om te overleven en zich te integreren in de Nederlandse samenleving. Met zijn werk probeert Benjamin het restaurant te eren, terwijl anderen het soms bespotten. In eerder werk heeft hij bredere vragen gesteld over stereotypen van Aziatische mensen (Yellow-Series). Tegenwoordig ziet hij het belang van zijn werk in het balanceren tussen het blootleggen van de absurditeit van bepaalde stereotypen en het bevorderen van een herwaardering van de schoonheid en het erfgoed van het Chinees-Indonesische restaurant.
Benjamin Li heeft een BA in Psychologie (Erasmus Universiteit Rotterdam), een BA in Fotografie (Willem de Kooning Academie) en een MA in Media Design and Communication (Piet Zwart Instituut). Hij heeft genereuze steun ontvangen van het Mondriaan Fonds, Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Stokroos en CBK Rotterdam. Vanaf september 2022 begint hij aan een tweejarige residency aan de Rijksacademie in Amsterdam.
Jeroen Bodewits heeft zich bewezen met zeefdrukken en ruimtelijk werk. Zijn zeefdrukken hebben de kenmerken van een beeldend logboek. Russische en Japanse reisimpressies rijgen zich op de royale vellen aaneen. In het donker glanst het goud van Verleiding, Gevaar en Verlangen. De series houden fotografische en grafische reproductie in evenwicht. Zij danken hun zeggingskracht aan uitgekiende combinaties van duotoon, lijnraster, pixels en deklaag. Deze ‘combinatiekunde’ typeert ook het ruimtelijk werk. Met betrekkelijk eenvoudige maar heterogene onderdelen weet Jeroen Bodewits oogstrelende sculpturen samen te stellen.
The Gardeners, een gigantische triptiek, een zeefdruk in drie delen die Jeroen maakte in de Grafische Werkplaats in Eindhoven. Ze hebben me daar toegefluisterd dat Jeroen technisch de beste zeefdrukker was die ze ooit over de vloer hebben gehad. Op elk vel van The Gardeners zitten minimaal 30 drukgangen. Het is echt een uniek stuk.”
Jeroen Bodewits heeft zich inmiddels overtuigend bewezen met zeefdrukken en ruimtelijk werk. Zijn zeefdrukken hebbende kenmerken van een beeldend logboek. Russische en Japanse reisimpressies rijgen zich op de royale vellen aaneen. In het donker glanst het goud van Verleiding, Gevaar en Verlangen. De series houden fotografische en grafische reproductie in evenwicht. Zij danken hun zeggingskracht aan z.t.uitgekiende combinaties van duotoon, lijnraster, pixels en deklaag. Deze‘combinatiekunde’ typeert ook het ruimtelijk werk. Met betrekkelijk eenvoudige maar heterogene onderdelen weet Jeroen Bodewits oogstrelende sculptuur samen te stellen. Hij is een accurate arrangeur. Uit losse elementen spreekt een heimelijke verwantschap. In zulke omstandigheden laat een kraai zich inderdaad met een theelepel zout vangen.
Hebben Friezen de naam ingehouden en een beetje stuurs te zijn: Harmen Meinsma heeft een grote zwak voor het tegenovergestelde. In zijn foto’s worden extravagante, opvallende mensen neergezet. Hij probeert hun imago, het beeld dat ze van zichzelf hebben of dat ze willen uitstralen te vangen.
Als buitenbeentje zocht hij in zijn tienerjaren zijn toevlucht tot de fotografie. In zelfgebouwde decors namen hij en zijn vriendinnen poses aan die hij vastlegde. Het hielp zijn ‘coming out’.
Als professionele drama queen zet hij de realiteit naar zijn hand. Vrijheid en vrijgevochtenheid zijn voor hem essentieel; daar verbindt hij zijn persoonlijkheid met zijn werk. Als hij zijn camera richt, maakt hij een theaterstuk.
Meinsma maakt paradijsvogels van de underdog. Oude dames die verlangen naar eeuwige jeugd, mensen die door hun leeftijd niet meer passen in een bepaald schoonheidsideaal.
In The Last Season bijvoorbeeld portretteert hij op een recreatiegebied in Hoek van Holland bewoners die na het hoogseizoen achterblijven. Waar vroeger de beroemde rockers aankwamen met de boot is Hoek nu zonder glamour. Maar op het park lopen nu Elvis Presley en andere sterren rond.
In samenwerking met ‘de Kracht van Rotterdam’
(tekst Maartje Berendsen)
Woody van Amen maakte begin jaren zestig furore als Nederlandse exponent van de pop art. Zijn werk ademde de geest van de toenmalige tegencultuur: ludieke assemblages van alledaagse items spotten met consumptiedwang, klootjesvolk en politieke hypocrisie. Eind jaren zestig breekt een periode van nader onderzoek aan en experimenteert Woody van Amen met uiteenlopende zaken als neon, perspex en ijs. Vanaf de jaren zeventig leiden reizen naar onder andere Vietnam, Birma en Indonesië tot adaptaties van Oosterse thematiek. Tijdens een bezoek aan Zwitserland raakt hij in de ban van het silhouet van de Matterhorn. Ook de latere jaren zijn buitengewoon productief. Dat bewijzen dagboektekeningen, aquarellen, collages, schilderijen en ruimtelijke objecten. In die veelheid valt een fascinatie voor het dubbelkruis op – de TAXAT.
Hans Wilschut fotografeert stadsgezichten, vaak badend in kunstlicht bij het vallen van de avond. Het zijn urbane stills. Ze vertonen geen spoor van bedrijvigheid. Het grootstedelijk decor wacht in cineastische gloed op actie, maar de set ligt er verlaten bij. De onwezenlijke stilte krijgt extra gewicht doordat Hans Wilschut de stad op afstand monstert. Om scherper waar te nemen doet hij telkens een stap terug; en dit versterkt de totaalindruk. Hij is de outsider die het overbekende met nieuwe ogen opneemt. Dat is een bijzondere benadering, want juist omdat mensen in hun omgeving opgaan, ontbreekt het hen doorgaans aan overzicht. Hans Wilschut is gedistantieerder en zodoende kritischer: kijk, dit hebben jullie ervan gemaakt – in knooppunten, torenflats, shopping malls en emplacementen zien jullie uiteindelijk jezelf.
(tekst: Jan van Heemst)
Al reizend doet Ton Kraayeveld de impressies op je terugvindt in zijn werk. Berlijn, Zimbabwe en Hongarije gaven hem beelden die hij, eenmaal terug, samenbrengt met herinneringen aan andere plekken en situaties. De gelaagdheid in zijn tekeningen maakt het mogelijk om verschillende ervaringen tot een nieuw beeld te maken.
Terugkerende koffers, kantoorinterieur, kledingstukken en hotellobbies bevolken een wereld die niet bestaat of soms zelfs botst met zichzelf, maar die wel een bepaalde werkelijkheid in zich draagt. Juist omdat er zoveel verschillende lagen in het werk zitten is er ruimte voor het hele scala, van eenvoudige registratie van objecten tot een maatschappijkritische benadering. Het is die combinatie van eenvoudig beeld en meervoudige betekenis die het werk spannend maakt.
De retrosfeer in zijn tekeningen zet de tijd stil; je kijkt naar iets dat in het verleden zou kunnen liggen, maar dat tegelijkertijd heel actueel is. Daardoor legt Kraayeveld de interpretatie van het beeld open voor de kijker.
Ruim twintig jaar geleden vertrok ze uit Japan. Fotografe Miyuki Okuyama verwerkt de afstand tot haar thuisland in haar werk. Juist omdat ze pas ging fotograferen nadat ze Japan had verlaten, werd dat haar manier om zich verbonden te voelen met haar oorsprong. Om haar eigen ‘thuis’ te maken, bouwde ze schaalmodellen van huizen die ze vastlegde met een zelfgemaakte pinhole camera. Sinds 2008 woont ze in Nederland, waar ze het contrast van de netheid hier en de organische rauwheid van het platteland waar ze vandaan komt scherp voelt. Sterke emoties kan ze hier niet kwijt; ze zoekt daarvoor de ruimte in haar werk. Huis en thuis blijven de drijvende krachten achter haar fotografie. Ze geeft er de fysieke en psychologische afstand tussen thuis en huis maat mee en overbrugt het verschil al reizend in beeld.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
Woody van Amen maakte begin jaren zestig furore als Nederlandse exponent van de pop art. Zijn werk ademde de geest van de toenmalige tegencultuur: ludieke assemblages van alledaagse items spotten met consumptiedwang, klootjes volken politieke hypocrisie. Eind jaren zestig breekt een periode van nader onderzoek aan en experimenteert Woody van Amen met uiteenlopende zaken als neon, perspex en ijs. Vanaf de jaren zeventig leiden reizen naar onder andere Vietnam, Birma en Indonesië tot adaptaties van Oosterse thematiek. Tijdens een bezoek aan Zwitserland raakt hij in de ban van het silhouet van de Matterhorn. Ook de latere jaren zijn buitengewoon productief. Dat bewijzendagboektekeningen, aquarellen, collages, schilderijen en ruimtelijke objecten. In die veelheid valt een fascinatie voor het dubbelkruis op – de TAXAT.
De afgelopen veertig jaar heeft George Belzer zich ontpopt tot een bijzondere blik- en koperslager. Kookgerei is zijn specialiteit. Driftig is hij met potten en pannen in de weer. Onder zijn vaardige handen komen hun intrinsieke eigenschappen aan het licht. Kloppen en blutsen, luidt het devies. Hij veruitwendigt de verborgen kenmerken van het gebruiksvoorwerp en verandert het van gebruiks- in kunstvoorwerp. Koken staat in het teken van sterfelijkheid en vruchtbaarheid. George Belzer is geboeid door de symboliek van het keukengoed. De ware keuken is slachthuis en broedplaats in enen. Een uitgebreide inventaris van holle, bolle en ronde vormen geeft uiting aan de verwondering overde cyclus van vergaan en ontstaan. De onderdelen lenen zich altijd voor luchtige montages in wisselende samenstellingen.Gewichtigdoenerij is misplaatst.
Justin Wijers ontleent de enscenering van zijn tekeningen dikwijls aan beelden van vreselijk geweld en andere onbevattelijke ellende op het internet. Lichamelijke contouren worden vaardig opgetuigd met ogenschijnlijke trivia:flarden tekst, florale motieven, lijnen, pictogrammen, krabbels. Opvallend is het gebruik van expressieve, soms uitgesproken psychedelische kleuren. Daarmee verleidt Justin Wijers de kijker zich voor even te verliezen in een voorstelling waarvan de gruwelijke portee hem eerst bij nader inzien plotseling duidelijk wordt. Hij tekent verschrikkelijk mooi om ons met de rauwe werkelijkheid te bestoken. Maar zijn tekeningen zijn wars van de sensatiezucht die kenmerkend is voor de dagelijkse exploitatie van menselijk leed in de media. Hij doet een beroep op gewaarwordingen die nog net niet volledig waren afgestompt.
Al reizend doet Ton Kraayeveld de impressies op je terugvindt in zijn werk. Berlijn, Zimbabwe en Hongarije gaven hem beelden die hij, eenmaal terug, samenbrengt met herinneringen aan andere plekken en situaties. De gelaagdheid in zijn tekeningen maakt het mogelijk om verschillende ervaringen tot een nieuw beeld te maken.
Terugkerende koffers, kantoorinterieur, kledingstukken en hotellobbies bevolken een wereld die niet bestaat of soms zelfs botst met zichzelf, maar die wel een bepaalde werkelijkheid in zich draagt. Juist omdat er zoveel verschillende lagen in het werk zitten is er ruimte voor het hele scala, van eenvoudige registratie van objecten tot een maatschappijkritische benadering. Het is die combinatie van eenvoudig beeld en meervoudige betekenis die het werk spannend maakt.
De retrosfeer in zijn tekeningen zet de tijd stil; je kijkt naar iets dat in het verleden zou kunnen liggen, maar dat tegelijkertijd heel actueel is. Daardoor legt Kraayeveld de interpretatie van het beeld open voor de kijker.
De droomwereld van Erik Sep is een wel heel bijzondere. Gerecycled materiaal bepaalt de sfeer, tussen tijdloos en futurisme in, als bevroren in de staat waarin zij verkeert.
Sep bouwt al ruim tien jaar aan Neurotopia, een stad die nooit af is. Er stroomt water, ratelen machines, licht gaat aan en uit, stoplichten werken, geluid zwelt aan. Stadsplanning is er niet, alles groeit organisch zoals de onzichtbare bewoners dat zouden doen. Met golfplaten, autoraces en beeldschermen. De stad is hier en daar behoorlijk vervallen, en als er een gebouw niet langer voldoet komt er gewoon iets anders voor in de plaats. Hier voltrekken zich dagelijks kleine rampen.
Het geheel bestaat uit meerdere onderdelen die ieder een eigen installatie zijn, ieder een eigen stadswijk met een eigen historie. Toch is duidelijk dat ze allemaal bij elkaar horen en Neurotopisch zijn.
De installaties vragen om inspectie van heel dichtbij. Want pas als je goed kijkt ontdek je nog een laag in deze wereld: het materiaal dat (her)gebruikt wordt door Sep is herkenbaar en vervreemdend. Lege diaraampjes als kozijnen, op straat gevonden objecten die bruikbaar zijn en functioneel; Sep goot zelfs bouwsteentjes uit de rasters van een rubberen droogloopmat.
In de details geeft Sep zijn stemming weer, zijn standpunten. Dat de stad post-apocalyptisch en verlaten voelt bijvoorbeeld en de grote kantoorgebouw hol en vervallen zijn. Efficiënt is zijn stad dan ook zeker niet.
Je voelt: deze betoverende stad is nooit dezelfde als gisteren en het kan zijn dat je er morgen je weg niet meer kunt vinden.
(tekst Maartje Berendsen)
‘Leven is waarnemen’, had de lijfspreuk van Hans Verweij kunnen zijn. Hans Verweij tekende en schilderde naar de waarneming. De werkelijkheid was wat hij er al waarnemend van fabriceerde. Met pen en penseel, in inkt en verf, op papier en doek. De opmerkingsgave die zijn tekeningen typeerde, kenmerkte ook zijn schilderijen. Vandaar die compositorische consistentie, een kwaliteit die het oeuvre jaren na dato nog vitaal houdt. Toch laat het werk zich niet opéén interpretatie vastpinnen. Het stelt andere waarnemingen esthetisch op de proef. De kijker wordt gevraagd zijn ongeloof op te schorten. Het ging Hans Verweij om de dubbele blik: dingen te zien die er niet zijn en dingen niet te zien die er wel zijn. Of het nu een interieur is of een landschap, ferme conclusies doen niet ter zake. Waarnemen, dat is het hele eiereten.
Speciale editie voor medewerkers van Hogeschool Rotterdam, exclusieve oplage van 10 x 3
Ook de tekeningen, schilderijen en grafiek mappen van Arie Berkulin tonen hem als een beeldhouwer in hart en nieren. Hij ontwikkelde zich in de loop der jaren tot een onverstoorbare solist die met grote monumentale gebaren de erkenning kreeg die hem toekwam. Op een rotonde vlak bij Eindhoven geeft zijn Swing nog steeds van perspectivische brille blijk.Na een objectiverende, constructivistische periode daagde het besef dat abstractie niet zaligmakend was. Gaandeweg sloop er een zekere speelsheid in Arie Berkulins idioom. Het elementaire vertoog van cirkels, driehoeken,parallellogrammen en ellipsen maakte plaats voor een figuratievere poëtica. Arie Berkulin heeft altijd met betrekkelijk eenvoudige middelen doel weten te treffen. Meer met minder is hem op het lijf geschreven.
De sculpturen, tekeningen en foto’s van Silvia B. munten uit in raffinement. Zij confronteren de toeschouwer met een uitgelezen gezelschap. Onberispelijk uitgedoste kunstwezens eisen alle aandacht op. Het zijn meesterstukken van een chirurgische esthetiek. Hun verleidelijkheid is elektrificerend. Lichaamsvormen en lichaamsversieringen versmelten in toonbeelden van triomfantelijkheid, waakzaamheid, onderdanigheid, wreedheid en aandoenlijkheid. Hun schoonheid tart wetten en voorschriften. Kosten noch moeiten zijn gespaard om hun verschijning een subtiele maar ontegenzeggelijk morbide luxe te verlenen. Zorgvuldig opgezette huisdieren spreken boekdelen. Met deze viervoetige vriendjes en gevederde makkertjes weet Silvia B. ook wel raad. Als exquise stillevens trotseren zij de tijd.
1 uit serie van 4
Bij Jan van Munster draait het altijd om energie. Vaak is er sprake van elektriciteit, licht of temperatuur, soms ook wel van magnetisme of radioaktiviteit. De energie zit bijna altijd in tegenstellingen besloten. Polariteiten zijn er in vele soorten en maten: licht en donker, hitte en kou, plus en min, stilte en lawaai, vloeing en stolling. Sculptuur maakt de werking van de energie manifest. Dat gebeurt bijvoorbeeld met cirkels en lijnen van neon, zwart stalen ijstafels of roodgloeiende staven. Jan van Munster is niet geïnteresseerd in een metafysica van de energie; hij houdt het konkreet. De kunstenaar is de laborant die processen stuurt. In een eruptie van vindingrijkheid stelt hij de toeschouwer desnoods aan reële risico’s bloot. ‘Aanraken verboden’ betekent dat het kunstwerk werkelijk levensgevaarlijk is.
Hebben wij de stadslandschappen van Rikkert Mullenders inderdaad aan zijn werk in de postbezorging te danken? Dat is tenminste wel de vraag die hij zelf – half gekscherend – opwerpt. Hoe dan ook, op een gegeven moment begon hij in zeefdruk en etsen met steden. Hij raakte er meer en meer van overtuigd dat dit onderwerp zijn bestemming was. Al doende werden de stadslandschappen gedetailleerder. De mateloze detaillering beantwoordt aan een hang naar spanningen sensatie. Rikkert Mullenders ervaart echte steden namelijk als tamelijk vervelend. Voor figuren als hij valt er maar bitter weinig te beleven. Zijn architectuur doorbreekt de sleur. In energieke lijnen schetst hij het alternatief. Van hem mogen stedelingen zich ongegeneerd uitleven. Zijn stad moet spetterend zijn.
Hidde van Schie is van vele markten thuis. Bij hem gaan muziek, theater en beeldende kunst moeiteloos samen. Hij schakelt soepel over van schilderij, collage en sculptuur naar performance en popsong. Hij zet zich vol overtuiging af tegen de esthetisering van het actuele wereldbeeld. In tijden van universele mooimakerij heeft schoonheid zich uitgeleverd aan mode, lifestyle, sport, porno en reclame. Deze omstandigheid laat de kunstenaar geen andere keuze dan de provocatie. Hidde van Schie is daarom provocateur. Hij provoceert met overkill. Zijn grote schilderijen vormen een geschikt platform. Eigenlijk zijn ze te kleurig. Rood, roze, geel, paars en groen vloeken opzichtig. De verf druipt van het canvas. De huilende vogels slaan alles. Ze zijn pertinent niet mooi. Maar het publiek krijgt de show die het verdient. Vogel na vogel.
In de beperking toont zich de meester. Dat gaat zeker voor Klaas Gubbels op. In beeldhouwwerken, tekeningen en schilderijen stelt hij zich met een bescheiden assortiment tevreden: tafel, koffiekan, vrouw, peer, pijp, stoel, schaal, mok,gitaar. Aan deze boedel is hij verknocht. Zijn dingen laten zich gezeggen. Aan zijn wisselende stemmingen hebben zij hun kleuren en vormen te danken. Verleidelijk en dromerig rivaliseren met donker en duister. Lichamen zijn tussen lijst en tafel bekneld. In het privédomein van Klaas Gubbels heerst een gewapende vrede. Pijpen, kannen en stoelen verhouden zich tot peren, schalen en gitaren als hoekig tot rond, staand tot liggend, kil tot warm en wreed tot teder. Er zijn elementen die elkaar aantrekken, afstoten, aanvullen of negeren. Maar wat ze ook uitrichten, ze spreken de taal van de meester.
Carine Hooykaas bedient zich van fotografie, acrylverf en aquatint. Ze benadert haar onderwerpen als een geduldige documentalist. Landschappen en mensenlevens worden op een systematische manier in ogenschouw genomen. Hun weergave berust op verschillende overwegingen. De landschappen verraden een interesse voor de geometrie van kavels,wegen, wallen en sloten. Zij verdichten zich tot abstracte kleurvlakken in aquatint. De mensenlevens worden in foto’s en schilderijen gearchiveerd. Carine Hooykaas presenteert het biografische en deels ook autobiografische materiaal uit het familiealbum of van de overburen in heldere compartimenten. Ook hier weer vlakken, diagonalen en rechthoeken.Zodoende is de diffuse foto in een formele vormgeving verankerd.
Peter Otto schildert zijn schilderingen als beelden waar je tegenop kunt lopen en hij beeldhouwt zijn beelden als schilderingen waar je omheen kunt lopen. Ze zijn de fysieke reacties op zintuiglijke impressies en als zodanig roepen ze een ambivalente wereld op. Ze paren tegenstelling aan tegenstelling: duister en raadselachtig versus helder en delicaat,welbehagen versus ongemak, hoop versus vertwijfeling, tintelend genoegen versus hartgrondige afkeer. In weerwil van de wrijving zijn de elementen innig met elkaar verstrengeld. Niets heeft de overhand. De ambivalentie krijgt vaste vorm in verf, gips, brons en keramiek. Elke uitvoering is een tot de verbeelding sprekende mix van eigenschappen, variërend van de ruwe bewerking tot de gepolijste verfijning – een fremdkörper dat aanzet tot bewondering of verguizing.
Sarah van der Pols werkt in gemengde technieken. Ze past uiteenlopende middelen toe: schroeivlekken, Oost-Indische inkt, acryl, pigmentstift, balpen en potlood. En dat doet ze bijna altijd in één kunstwerk, op zijde of papier. Zo merkt ze haar stroken en vellen als een volleerde tatoeëerster. Haar mensen zijn doorgaans kwetsbaar, de omstandigheden vaak kritiek. Donkere gedaantes met krijtwitte gezichten belichamen beladen momenten. Het röntgenogram op een zwart torso fascineert en verontrust. De personages lijken hun lot gelaten te dragen. In een ongastvrije werkelijkheid moeten zij proberen te aarden. Bedachtzaam ondergaan zij het korte oponthoud tussen geboorte en dood. Eens zal hun zilveren schaduw herrijzen als een feniks uit de as. Dit fundamentele inzicht brengt mentale kalmte. De rest is bijzaak.
Rosa Peters, beeldend kunstenaar (studeerde aan de Willem de Kooning Academie (2012) en woont en werkt in Rotterdam).
Haar schilderijen zijn een ode aan verschillende plekken in de tijd. In haar gedachten bezoekt ze locaties waar ze ooit is geweest of waar ze misschien nooit zal zijn. Vaak staat Portugal (waar ze is opgegroeid) centraal, maar vele andere plaatsen in de wereld krijgen ook haar aandacht.
Tijdens het schilderen worden haar gedachten gevoed door indrukken, alsof ze door een camera met een lange sluitertijd kijkt. Door verschillende lagen over elkaar heen te schilderen, vertegenwoordigt elke laag een gedachte aan een zorgvuldig gekozen plek. De droogtijd tussen de lagen olieverf maakt het proces langdurig, waardoor er nog meer tijd en een intense focus op de specifieke plek ontstaat.
Naarmate ze meer en meer gedachten over elkaar heen schildert, wordt het beeld door de semi-transparante lagen olieverf steeds vager. Het werk is het resultaat van haar ervaring en concentratie tijdens de lange periode die het kost om aan een schilderij te werken.
Ze benadert de plek waar ze op dat moment fysiek niet aanwezig is vanuit filosofische, geografische, historische en architectonische gezichtspunten.
Haar herinneringen en gedachten over de locatie, het klimaat en de geschiedenis van een plek spelen ook een rol bij de totstandkoming van het schilderij.
De schilderijen zijn af wanneer de intensiteit van de plek in haar gedachten is verdwenen, wanneer alle mogelijke gedachten zijn besproken en verwerkt op het doek.
De surreële schilderijen en tekeningen van Otto Egberts stemmen niet bepaald vrolijk. De teneur is overwegend somber. Otto Egberts heeft zo zijn twijfels over de zin van het bestaan. Zijn mensen zijn uit wormstekig hout gesneden. Ze ogen kwetsbaar en wezensvreemd. Bijna altijd zijn ze alleen. Soms liggen ze op bed, besluiteloos en treurig. De treurnis valt ook aan de verf af te lezen. Grijstinten domineren. Gaandeweg zijn de mensen uit beeld geraakt. De afgelopen tijd is Otto Egberts eindeloos aan het schuren en gummen. Een vaalwit oppervlak toont de sporen van ingespannen arbeid. Zwoegend heeft de scepticus zich een weg naar een ijle expressiviteit gebaand. Het surreële is aangrijpend kale ruimtelijkheid geworden. Het beantwoordt aan niets anders dan aan de stuurloosheid van de inspanning. Alles is leegte.
Het is aan de schilderijen van Ralph van Meijgaard goed te zien dat hij ook keramiek beoefent. Hij is duidelijk op objectengericht. Hij heeft zich omringd met huiselijke varia. Hij verzamelt petjes, een tennisbal, kop en schotel, een boodschappen mandje en meer van dat soort dingen. Hij brengt ze op een bescheiden maar zelfverzekerde wijze als een collectie van alledaagse merkwaardigheden onder de aandacht. Vertrouwde voorwerpen hebben een gedaante verwisseling ondergaan. Kenmerkende onderdelen zijn uitgeruild. Kleur, vorm en dessin presenteren zich inwisselende allianties. De dingmatigheid van de dingen wordt met een onpersoonlijke toets in olieverf aangegeven. Daarmee prikkelt Ralph van Meijgaard de kijker aan de doeken een eigen invulling te geven. Zijn schilderijen zijn voor combinatie geknipt.
(tekst: Jan van Heemst)
Luuk Scholten is in de kunstcollectie van de Hogeschool Rotterdam met houtsnedes vertegenwoordigd. Het zijn opvallend kleurige drukken. Het vakmanschap straalt er van af. Ze zijn in veel opzichten exemplarisch voor een levenslange omgang met grafiek. Luuk Scholten put inspiratie uit zijn persoonlijke leefwereld. Zijn prenten zijn gedegen representaties van grazige weiden, van kunsthistorische gegevens en van allerhande nieuwsfeiten. Hij werkt bij voorkeur in series die zich als doorlopende impressies laten aflezen. Zo zijn er reeksen die gebaseerd zijn op autoloze landschappen, op Van Gogh of op krantenfoto’s. Het karakter van de serie stelt de graficus in staat zijn publiek van een specifieke manier van kijken te doordringen. Bij Luuk Scholten betekent zien in elk geval ook beamen hoe de zaken volgens hem eigenlijk in elkaar steken.
Peter Dijkshoorn ordent. Niet in een strak schema, maar in een schijnbaar eigen ruimte, waar iedere vorm een eigen plaats inneemt. Cirkels dwalen in rasters van lijnen. Hij verschuift dezelfde vormen tot ze een ritme vormen, een patroon. Soms alleen in een omtrek, een contour, soms in verdichte kleuren.
De vormen liggen op een achtergrond; soms gaan ze gezamenlijk de diepte in, lijken ze te zweven op verschillende niveaus zoals je wel eens verschillende lagen wolken boven je hoofd voorbij ziet schuiven.
Vaak passen ze niet bij elkaar, staan ze niet ‘onder elkaar’, de ondergrond met de vormen. Toch liggen ze op de goede plaats, in balans. Je zou kunnen zeggen dat in het verstoorde ritme een nieuw evenwicht is gevonden.
In de zich herhalende identieke vormen heeft niets voorrang boven iets anders, alles is even belangrijk. Dat maakt dat je als kijker niets vindt waar je blik automatisch aan blijft hangen. Hooguit wanneer je zelf iets herkent dat alleen jij kunt weten.
(foto van Rick Messemaker)
Arie van Geest afficheert zichzelf als een makelaar in luchtspiegelingen. Hij heeft ziel en zaligheid in een imposante veelheid van tekeningen en schilderijen gelegd. Het bestand loopt inmiddels uiteen van kunsthistorische motieven,landschapsschoon, striphelden, sprookjesfiguren en romanpersonages tot krabbels, televisiebeelden, filmfragmenten,vakantieverhalen en sportuitslagen. Het geheel begint hoe langer hoe meer op een hybride zelfportret te lijken. Voor de kunstenaar staan onder anderen Pinokkio, Alice (uit wonderland) en Donald Duck model. Toch is dit kunstenaarschap verre van lichtzinnig. Want bij Arie van Geest is het van frivool naar ernstig maar een kleine stap. De zorgvuldige werkwijze van zijn werk contrasteert met de grillige inhoud. Het is niet alles goud wat er blinkt.
Aram Tanis is een fotograaf die regelmatig uitstapjes maakt naar andere technieken zoals collage, sculptuur en installatie. Op zijn reizen naar China, Japan en Korea zoekt hij de kleine mens in de anonimiteit.
De mensen in zijn foto’s lijken geïsoleerd van hun omgeving, de stedelijke context leidt aan verwaarlozing. Er hangt een vervreemde sfeer, bijna terneergeslagen. De precisie waarmee Tanis inzoomt op de meest betekenisvolle details levert een onbenoembaar gevoel van naargeestige onthechting. Het zijn beelden uit het dagelijks leven die zich normaal gezien aan de aandacht van de meeste voorbijgangers onttrekken. Het onopvallende wordt onderwerp.
Gladde billboards, reclames en advertenties contrasteren met de grauwe werkelijkheid, waardoor de kloof tussen beiden pijnlijk zichtbaar wordt. Tegelijkertijd toont hij zo ook zijn compassie voor hen die niet passen in dat zo strak gepresenteerde ideaalbeeld. De desinteresse van de kijker voor de ‘echte’ mens lijkt hij zo te willen compenseren.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Een haas tuimelt door het beeld, zijn oren recht omhoog. Met humor vertelt John van ’t Slot zijn verhalen. Hij behoort tot de Nieuwe Wilden uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. De stroming werd niet voor niets ‘neo expressionisme’ genoemd; als reactie op de conceptuele kunst uit de 70’er jaren keerde de figuratieve schilderkunst terug. Het was tijd dat er visueel weer iets te beleven was, stelde Van ’t Slot.
In 1977 won Van ’t Slot de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst en in 1984 vertegenwoordigde hij met zijn werk Nederland op de Biënnale van Venetië.
Het gaat hem niet om de werkelijkheid of een weergave daarvan, maar juist om de wereld van het schilderij. Intuïtie bepaalt het beeld. Zijn manier van schilderen is heel eigen: gestileerde vormen in breed aangezette streken, veel aandacht voor licht en schaduw en wat dat met de verschillende kleuren doet.
Vaak zijn er dieren in beeld, en meestal staat het onderwerp prominent voor de vrij lege achtergrond. De context mag je als kijker zelf bedenken, maar Van ’t Slot geeft je graag een (vreemde) richting aan.
Al reizend doet Ton Kraayeveld de impressies op je terugvindt in zijn werk. Berlijn, Zimbabwe en Hongarije gaven hem beelden die hij, eenmaal terug, samenbrengt met herinneringen aan andere plekken en situaties. De gelaagdheid in zijn tekeningen maakt het mogelijk om verschillende ervaringen tot een nieuw beeld te maken.
Terugkerende koffers, kantoorinterieur, kledingstukken en hotellobbies bevolken een wereld die niet bestaat of soms zelfs botst met zichzelf, maar die wel een bepaalde werkelijkheid in zich draagt. Juist omdat er zoveel verschillende lagen in het werk zitten is er ruimte voor het hele scala, van eenvoudige registratie van objecten tot een maatschappijkritische benadering. Het is die combinatie van eenvoudig beeld en meervoudige betekenis die het werk spannend maakt.
De retrosfeer in zijn tekeningen zet de tijd stil; je kijkt naar iets dat in het verleden zou kunnen liggen, maar dat tegelijkertijd heel actueel is. Daardoor legt Kraayeveld de interpretatie van het beeld open voor de kijker.
De pallet is dankbaar bouwmateriaal. Eefje Verstraelen heeft een passie voor standaard Euro-pallets. Zij fascineren haar om hun industriële uiterlijk, hun praktische imago en hun sterk modulaire karakter. Ze hebben een grote affiniteit met haven en industrie. Bij Eefje Verstraelen laten ze zich stapelen tot clusters, labyrinten en torens die niet tot hun oorspronkelijke bedoeling behoorden, maar die ook zo zonder meer overtuigen. En met inachtneming van hun maatverhoudingen lenen zij zich bovendien nog voor verdere uitvergrotingen of verkleiningen. De combinatie van het grove grenen en de zoetige houtlucht maken de pallets onweerstaanbaar. De brandmerken van de landen van herkomst herinneren aan wereldhandel en mobiliteit: de lusten en de lasten van globalisering en migratie.
Al reizend doet Ton Kraayeveld de impressies op je terugvindt in zijn werk. Berlijn, Zimbabwe en Hongarije gaven hem beelden die hij, eenmaal terug, samenbrengt met herinneringen aan andere plekken en situaties. De gelaagdheid in zijn tekeningen maakt het mogelijk om verschillende ervaringen tot een nieuw beeld te maken.
Terugkerende koffers, kantoorinterieur, kledingstukken en hotellobbies bevolken een wereld die niet bestaat of soms zelfs botst met zichzelf, maar die wel een bepaalde werkelijkheid in zich draagt. Juist omdat er zoveel verschillende lagen in het werk zitten is er ruimte voor het hele scala, van eenvoudige registratie van objecten tot een maatschappijkritische benadering. Het is die combinatie van eenvoudig beeld en meervoudige betekenis die het werk spannend maakt.
De retrosfeer in zijn tekeningen zet de tijd stil; je kijkt naar iets dat in het verleden zou kunnen liggen, maar dat tegelijkertijd heel actueel is. Daardoor legt Kraayeveld de interpretatie van het beeld open voor de kijker.
De Pixelvaas van industrieel ontwerper Sander Lorier is een bijzonder ding. Zou een vaas er zo uitzien als je maar dicht genoeg inzoomt op een beeldscherm? De pixels lijken uit de huid te breken; hier en daar is het oppervlak gaaf en strak. Of is het juist als een röntgenfoto en zie je waaruit het beeld is opgebouwd?
Of het nou servies is , meubilair of verlichting; Lorier voegt aan functionele objecten eigenwijze schoonheid toe en daarmee soms ook een extra functie. Zo maakte hij ook een theepot met twee tuiten zodat je er twee bekers tegelijkertijd mee kunt inschenken.
Hout, keramiek, koperdraad: alles wordt met de hand verwerkt door Studio Lorier en op duurzame wijze geproduceerd.
Pixelvaas:
Deze vaas is gemaakt met de gedachten dat de digitale wereld steeds een belangrijkere rol speelt in ons leven. Deze vaas combineert een analoge organische vorm met digitale pixels. De vaas lijkt als het ware opgeslokt te worden door de digitale pixels, De vaas laat zien dat analoog en digitaal ook perfect samen kunnen bestaan.
De negatieve vorm van deze vaas is eerst in gips vervaardigd. Hier wordt vloeibare porselein klei in gegoten. Dit hardt vervolgens uit doordat het poreuze gips het vocht uit de klei trekt. Nadat de vaas hard is, wordt deze uit de mal gehaald en met de hand afgewerkt. Ten slotte wordt deze vaas op 1240 graden in een speciale oven gebakken zodat deze bestand is tegen water en vaatwasser.
(tekst Maartje Berendsen)
De sculpturen, tekeningen en foto’s van Silvia B. munten uit in raffinement. Zij confronteren de toeschouwer met een uitgelezen gezelschap. Onberispelijk uitgedoste kunstwezens eisen alle aandacht op. Het zijn meesterstukken van een chirurgische esthetiek. Hun verleidelijkheid is elektrificerend. Lichaamsvormen en lichaamsversieringen versmelten in toonbeelden van triomfantelijkheid, waakzaamheid, onderdanigheid, wreedheid en aandoenlijkheid. Hun schoonheid tart wetten en voorschriften. Kosten noch moeiten zijn gespaard om hun verschijning een subtiele maar ontegenzeggelijk morbide luxe te verlenen. Zorgvuldig opgezette huisdieren spreken boekdelen. Met deze viervoetige vriendjes en gevederde makkertjes weet Silvia B. ook wel raad. Als exquise stillevens trotseren zij de tijd.
1 uit serie van 4
Marjolijn van den Assem legt al tekenend een mentale pelgrimage af. Met pen, potlood en penseel bewandelt zij gebieden die zich in haar geheugen hebben gegrift. Als een gedreven gids voert zij de kijker met zich mee. Literatuur en filosofie –met name die van Nietzsche – leveren de nodige hand- en spandiensten. Soms is haar blikveld ruim en ontvouwt ze configuraties van luchten, bomen, struiken, gewassen, wegen, landerijen, heuvels, een hoeve, een rivier of een waterpartij. Vaak dringt zij verder door in de vegetatie ter plaatse. Dan wordt het oog getroffen door het onstuimige groeiproces van planten of bloemen. Het tiert dat het een aard heeft. Alles wordt nauwlettend geobserveerd en in zwarte gradaties op het witte papier uitgezet. Doorleefde reminiscenties, daar gaat het Marjolijn van den Assem om.
De mensen op de foto’s van Beat Streuli gaan op in hun grootstedelijke omgeving. De anonimiteit en het feit dat de subjecten zich niet bewust lijken van de fotograaf roept bijna een gevoel van voyeurisme op. Tegelijkertijd worden we ons ervan bewust dat ook wij daar hadden kunnen staan…
Streuli legt al decennia gebruikers van de openbare ruimte vast. Door zijn deelname aan tentoonstellingen over de wereld, ook in niet-westerse landen, werd hij zich meer en meer bewust van de gevolgen van de globalisering. In zijn werk wordt steeds meer de aanwezigheid van niet-westerse culturen in kosmopolitisch Europa zichtbaar. Niet geportretteerd als ‘de ander’, maar eenvoudigweg als documentatie, registratie van de omgeving. De beelden geven de multiculturele werkelijkheid weer, zonder enige politieke bedoeling.
Als fotograaf behoudt Streuli altijd een stevige afstand van zijn onderwerp en voegt geen betekenis toe. Als kijker stellen we onze eigen vragen en trekken we onze eigen conclusie over wat we zien: wat doet dat jongetje daar, met zijn handen omhoog?
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Eerst lijkt het – van veraf – een potloodlijn, in wirwar door elkaar gekrast, op papier. Van dichtbij zie je iets heel anders: het is gaas.
Hans Houwing werkt als jaren alleen met gaas. Sterker nog: met verschillende soorten gaas. Het welbekende kippengaas, maar ook volieregaas en chrysantengaas. Het verschil? De grootte van de mazen.
Werkend in rasters en grids slaagt hij er in om de toeschouwer te doen denken aan groeiend gras, ingezaaid land.
Houwing kent zijn materiaal en weet precies wat hij ermee kan uitdrukken door te buigen, te vouwen, te knippen, uit te trekken, op te rekken en te verfrommelen. Door zijn bewerkingen ontstaat er meerdere lagen in beeld: het gaas zelf, de diepte van de kruisende draden en de schaduwen daarvan op de ondergrond.
Gaas heeft voor veel mensen slechts een praktische functie, met mogelijk een minder aangename associatie. Houwing weet het gaas zo toe te passen dat het een poëtische kwaliteit krijgt, een bijna zwevende lichtheid die in contrast staat met het materiaal.
(tekst Maartje Berendsen)
Katrijn Verstegen ‘maakt’ natuur. In schilderijen, collages, installaties, knipwerk en keramiek: overal duiken vormen op die je landschappelijk kunt beschrijven. Niet dat er een directe herkenning is van een boom, een bloemrank, een ijsberg, een tak of een rivier; het is eerder een abstracte benadering van het gevoel erbij en van de elementen waaruit het bestaat. Klodders, druipende verf, opengescheurde lagen, luchtbellen…Zo ontstaan er ruimtes die doen denken aan de wijdsheid van de landschappen die Verstegen bezocht. Maar dan zonder haar aanwezigheid, want nooit is er ook maar een spoor van menselijk leven in haar schilderijen.
Binnen dit thema gaat haar werk altijd ook over schilderkunst, de verhouding tussen het geschilderde en de realiteit, over de techniek. En die techniek beheerst ze!
Omdat ze vaak haar eigen eitempera (verf) maakt, weet ze als geen ander wat ze ermee kan doen. Ook andere materialen heeft ze in haar vingers. Ragfijne sluiers weet ze over dikkere lagen te trekken, waardoor er een grote diepte in de afbeelding ontstaat. Details en scherpe fragmenten springen naar voren in contrasterende kleuren.
Haar verlaten omgevingen zijn in de tussenruimte tussen wijdsheid en detail niet bewoond, maar nodigen je wel uit om rond te dwalen.
Overvolle vellen laten er geen twijfel over bestaan: dit zijn tekeningen van Koen Taselaar. Zijn potloden, fineliners en markers slaan werkelijk geen centimeter over. De arcering is alomtegenwoordig. Koen Taselaar werkt sinds een paar jaar aan platenhoezen en flyers van denkbeeldige bands. De tracklists van groepen als The Inside Jokers, Idiot Villages of The Overlappers zijn om te smullen. Het plezier spat ervan af. Begin en einde zijn zoek, voor of achter doet niet ter zake: dit is het zinderende leven waarin horen en zien je vergaat. Koen Taselaar heeft een krachtige antenne voor ruis en gekte.Voor elke oprisping heeft hij een actie paraat. Vaak ondersteunt hij het beeld met tekst. De vindingrijke typografie vergroot de anarchistische uitstraling van de tekening. Juist het woord ‘whaaam’ is daarvoor heel geschikt.
Where trees don’t die
During the Permian period, the geological era between 300 and 250 million years ago, the Calamites Suckowi becomes extinct. This tree-like plant belongs to the Calamites genus and could grow to be as high as 30 meters in length. It is their fossils that tell us that the trunk appeared almost bamboo-like, lined with vertical ribbing.
She has no siblings. The many moves during her childhood left her unable to cement any friendships. Anouk Griffioen was a solitary creature and remains one today. In her studio in downtown Rotterdam where cars and pedestrians whizz past, she has created a forest where she can find stillness and quiet. The walls are covered in huge sheets of paper that used to be pristinely white. Now, millions of tiny charcoal lines later, a colorless forest emerges.
Upon entering – don’t take your shoes off, you’ll be covered in charcoal dust – it is like my brain has lost its ability to perceive the color green. Trunks and shoots climb the walls. The forest doesn’t quite reach the ceiling – the stepladder to fix the sheets to the walls only has five steps. The branches are pitch black, the leaves a dark gray because she ever so slightly eased the pressure on the charcoal, the veins so light they only emerge when your nose is practically touching the paper. Griffioen even manages to draw in white by leaving bits of the paper untouched, in order to create flower buds.
The trees don’t die here. Erasing is taboo, which means that every line is eternal. Falling leaves will never find their way to the ground, grass won’t be trod on. Under this layer of fixative, Griffioen is conserving nature – from the gardens designed by Piet Oudolf in New York to the nearest dog walking patch – for eternity.
The beech tree, also known as Fagus Sylvatica, is a genus of deciduous trees in the family Fagaceae. Because of deforestation and drought in the 21st century the beech tree was last seen in the year 2189. The distinctive curves of the beech leaf and its smooth, think bark will forever be conserved in the drawings made by Anouk Griffioen.
Ellis Kat
Where trees don’t die
Dit werk van Anouk is speciaal in opdracht van Hogeschool Rotterdam gemaakt voor het nieuwe C-gebouw aan de Kralingse Zoom.
Het werk van Olphaert den Otter heeft altijd enorme zeggingskracht, hoe klein het papier ook is. Hij werkt in eindige en oneindige series, met onderwerpen als Nachtschade (giftige ‘heksen’planten) en Home-Made (zelfgebouwde onderkomens). Het meest bekend is waarschijnlijk zijn oneindige serie sinds 2009, World Stress Painting. In deze reeks schilderijen beeldt hij de wereld vlak na een grote ramp, aangericht door de vier elementen, af. Er komt geen mens in voor, maar duidelijk is dat wij de oorzaak van die rampen zijn. Den Otter is een ‘milieupessimist’, zegt hij zelf. Toch schildert hij de vreselijkste afbeelding buitengewoon prachtig. Zo trekt hij je het beeld in. Op zijn website zegt het: ‘A catalogue of beauty without well-being’.
Den Otter maakt zijn eigen verf, eitempera. Dat geeft heldere, stralende kleuren ondanks de matte huid. Hij kan er iedere kleur mee maken die hij wil en oneindig doorwerken in het beeld. De pracht van de kleuren en zijn technische beheersing hebben hem wel eens de diskwalificatie ‘illustratief’ en ‘decoratief’ opgeleverd. Maar van die schoonheid bedient Den Otter zich om je de gruwelijkheden zo te tonen dat je ernaar blijft kijken.
De meeste werken zijn klein, 18 x 26 centimeter. Ontleend aan de werkelijkheid, aan de actualiteit, maakt hij klein en heel groot leed evenzeer voelbaar. De afbeeldingen zijn gebaseerd op bestaande foto’s, uit de media of door hem zelf gemaakt. Hij is een buitengewoon vaardig schilder en zijn figuratieve, realistische stijl maakt dat zijn werk bijna buiten lijkt te tijd staan. Maar in één oogopslag weet je: dit kan alleen nu.
Katrijn Verstegen ‘maakt’ natuur. In schilderijen, collages, installaties, knipwerk en keramiek: overal duiken vormen op die je landschappelijk kunt beschrijven. Niet dat er een directe herkenning is van een boom, een bloemrank, een ijsberg, een tak of een rivier; het is eerder een abstracte benadering van het gevoel erbij en van de elementen waaruit het bestaat. Klodders, druipende verf, opengescheurde lagen, luchtbellen…Zo ontstaan er ruimtes die doen denken aan de wijdsheid van de landschappen die Verstegen bezocht. Maar dan zonder haar aanwezigheid, want nooit is er ook maar een spoor van menselijk leven in haar schilderijen.
Binnen dit thema gaat haar werk altijd ook over schilderkunst, de verhouding tussen het geschilderde en de realiteit, over de techniek. En die techniek beheerst ze!
Omdat ze vaak haar eigen eitempera (verf) maakt, weet ze als geen ander wat ze ermee kan doen. Ook andere materialen heeft ze in haar vingers. Ragfijne sluiers weet ze over dikkere lagen te trekken, waardoor er een grote diepte in de afbeelding ontstaat. Details en scherpe fragmenten springen naar voren in contrasterende kleuren.
Haar verlaten omgevingen zijn in de tussenruimte tussen wijdsheid en detail niet bewoond, maar nodigen je wel uit om rond te dwalen.
Lon Pennock heeft zich betrekkelijk snel tot een studieuze adept van abstracte kunst ontwikkeld. Hij dankt zijn bekendheid vooral aan zijn beelden, maar daarnaast legt hij zich ook op tekeningen, etsen en collages toe. Zijn ontwikkeling staat in het teken van een intensieve exploratie van de materiële en ruimtelijke grondslagen van desculptuur. Beide factoren zijn bepalend voor de wijze waarop zijn objecten zich tot hun omgeving verhouden. Het is Lon Pennock altijd om een ‘dragelijke zwaarte’ te doen. Deze inzet komt zowel in monumentale grandeur als subtiele finesses tot uitdrukking. Zijn werk heeft geen sokkel nodig om zich staande te houden. Het bakent zijn eigen groot- of kleinschalige territorium af. Aan de technische uitstraling ontleent het de opmerkelijke pretentie net zo evident te zijn als een sifon of een bascule.
Ellis Holman (geboren op 27 januari 1997, Nederland) is een beeldend kunstenaar die inspiratie haalt uit de landschappen om haar heen en hun verhalen vertelt door deze te vertalen naar kunstinstallaties. Ze gebruikt haar passie voor film en fotografie om haar omgeving te analyseren en werkt vervolgens met een iteratief proces om dat wat haar fascineert te vertalen naar haar eigen beeldtaal. In dit proces blijft ze zoeken naar de juiste combinatie van materiaal, techniek, vorm en beweging die de sfeer en poëzie van een landschap weerspiegelen. Uit een lange familie van timmerlieden komend, heeft ze altijd een bijzondere affiniteit gehad met materiaal en vakmanschap. Dat, in combinatie met de atmosfeer van landschappen en het oproepen van emoties bij de toeschouwer, vormt de drijfveer achter haar werk. Ze creëert werken die de toeschouwer stimuleren of aanzetten tot reflectie.
Tijdens haar studie productontwerp aan de Willem de Kooning Academie verkende ze haar fascinatie voor de natuurlijke elementen om haar heen. In plaats van deze materialen te gebruiken voor het ontwerpen van een functioneel product, besloot ze verhalen ermee te vertellen. Aanvankelijk deed ze dit om haar visie op bepaalde sociale kwesties te uiten, maar langzaam aan begon ze meer persoonlijke projecten te maken en ontwikkelde ze zich tot een autonome beeldend kunstenaar die werk creëert vanuit de drang om te delen hoe zij de wereld om haar heen ziet en ervaart. Ze maakt werk waarmee de toeschouwer zich kan verbinden. Geïnspireerd door kinetische kunst, de escapistische kunstbeweging en neuro-esthetiek (de ervaring van kunst op neurologisch niveau) ontwikkelde ze haar afstudeerproject ‘The Narrative of Sunlight’, een serie kinetische kunstinstallaties ondersteund door een korte film. Wat in dit project duidelijk werd, is dat ze op een multidisciplinaire manier werkt. Ze focust zich niet op één materiaal of één type techniek, maar zoekt steeds naar het juiste medium voor het verhaal dat ze wil vertellen.
Haar werk werd geselecteerd voor Best of Graduates 2022, genomineerd voor de Lakeside Collection Award, en werd door Arts Thread op de shortlist gezet voor hun Global Design Graduate Show. Haar werk is aangekocht door de Lakeside Collection en diverse privécollecties.
Jeanne Rombouts is met het land vergroeid. Haar tekenvellen zijn ruim bemeten percelen waarop grondstroken, kleilagen,stronken, kluiten, voren, struikhout, bladerhopen en wortelstelsels in zwartzijden contrasten van hun aanwezigheid blijk geven. De aardsheid is tastbaar. Toch is ook het landschap van Jeanne Rombouts het wijdse Flevoland dat zijn uiterlijk heeft te danken aan een leger van consultants, ontwikkelaars en pioniers. Maar bij haar zijn het niet de taluds, de graansilo’s en de hoogspanningsleidingen die de wijdsheid benadrukken; voor de wijdsheid volstaat de leegte van het witte papier. Des te sterker frappeert de concentratie op wat zich in de marge van de landschapsinrichting voordoet –langs de kant van een weg, in een hoek van een akker of aan de rand van een vaart. En altijd op de bodem.
Hebben wij de stadslandschappen van Rikkert Mullenders inderdaad aan zijn werk in de postbezorging te danken? Dat is tenminste wel de vraag die hij zelf – half gekscherend – opwerpt. Hoe dan ook, op een gegeven moment begon hij in zeefdruk en etsen met steden. Hij raakte er meer en meer van overtuigd dat dit onderwerp zijn bestemming was. Al doende werden de stadslandschappen gedetailleerder. De mateloze detaillering beantwoordt aan een hang naar spanning en sensatie. Rikkert Mullenders ervaart echte steden namelijk als tamelijk vervelend. Voor figuren als hij valt er maar bitter weinig te beleven. Zijn architectuur doorbreekt de sleur. In energieke lijnen schetst hij het alternatief. Van hem mogen stedelingen zich ongegeneerd uitleven. Zijn stad moet spetterend zijn.
Daria Scagliola beoefent documentaire, illustratieve en geënsceneerde fotografie. Zij richt zich met name op de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Haar aandacht gaat uit naar samenhangen, contrasten en gebruiksmogelijkheden. De foto’s hebben dikwijls een narratief gehalte. Zij verhalen van wonen, werken, opgroeien, spelen en leren. Ze onderzoeken of enzo ja, in welke mate, de gebouwde omgeving aan leefbaarheid voldoet. Daria Scagliola fotografeert zowel in kleur als zwartwit. Zij werkt doorgaans in opdracht maar toont zich steeds weer in staat de opgave duidelijk naar haar hand te zetten. Opvallend is de digitale wax print op laminate-bond papier. Ouder werk echoot na in reproducties van eerdere afdrukken. Het karakteristieke raster bekrachtigt de vergroting met een persoonlijk stempel.
Maria Ikonomopoulou draagt Griekenland en Nederland in zich. Met haar grootmoeder en het diverse werk van haar handen als heldin beheerst ze oude ambachtstechnieken zoals gedetailleerd knipwerk en borduren op iedere ondergrond. De natuur uit haar jeugd is gebleven. Bloemen, guirlandes en letters/woorden stromen in eindeloze patronen, soms als achtergrond voor een andere afbeelding, soms als onderwerp, soms als bouwsteen of symbool voor een haal ander verhaal.
De kern van haar werk is de vraag naar het evenwicht tussen collectief en individu. Dat komt ook naar voren in haar onderzoek naar hoe mensen de (openbare ruimte van) de stad gebruiken. Hier spelen ook de gevolgen van de crisis in haar geboorteland die haar bezighouden een grote rol. Griekse kranten, met niet al te vrolijk nieuws, worden al bordurend verwerkt tot nieuwe berichten van een andere wereld.
Ontmoetingen tussen mensen in haar werk zijn rijk, maar kwetsbaar. De ruimte tussen mensen is opgevuld. Vaak zijn de personen in beeld van elkaar gescheiden door een geborduurde barrière van wat lijkt op bloemen of watervallen. Of is het juist een verbinding? Het Griekse collectief en het Nederlandse individualisme komen samen.
Ikonomopoulou stelt vragen, maar doet dat op zachte toon. Meer alsof ze je oproept om je te buigen over de schoonheid van en tussen mensen dan alsof ze je tot de orde roept. En in de tussentijd opent haar werk een nieuwe laag van geduld en rust.
Dat de tekenaar Melle de Boer en de Country Noir musicus John Dear Mowing Club in één en dezelfde persoon verenigd zijn, hoeft niemand te verbazen. Melle de Boer tekent als een bevlogen improvisator. De tekeningen zijn onnavolgbaar geestig. Ontmythologisering van rolmodellen en schoolvoorbeelden is het hoofdthema. Het obligate image van winnaars en verliezers wordt in een tragikomisch daglicht gesteld. Melle de Boer kent die beeldvorming maar al te goed van de computerspelletjes waaraan hij als kind verslingerd was. Hij doorbreekt de ban van monsters, schurken, redders, levels en scores. De kunstenaar schoeit de stof op een andere leest. In tekst en beeld strooit hij met nieuwe vondsten. De zijne. Heden en verleden vervloeien. Super Mario als gevallen aartsengel? Nou ja, waarom eigenlijk niet.
Barbara Helmer tekent onnatuurlijke natuur. Zij werkt naar uitvergrotingen van eigen foto’s: opnames in het voorbijgaan,van landschappen met terloopse sporen van menselijke activiteit. De potloodtekeningen zijn gestapeld; eerst kleur, dan grafiet. Die grijze deklaag tempert het gamma, zoals de avondnevel het late daglicht omfloerst. Onnatuurlijke natuur is het post romantische Arcadië ergens ter hoogte van een pleisterplaats aan de snelweg langs de Veluwezoom. Het panorama past mooi in het frame van de voorruit. Maar in de versie van Barbara Helmer verenigen dag en nacht zich opnieuw tot een elegie. De sensitieve nuancering van de tekening orkestreert gevoelens van vervreemding en bevreemding. De invallende schemering stemt ondefinieerbaar weemoedig. Dit kunstige landschap is een welkome stand-in van ongerepte natuur.
Speciale editie voor medewerkers van Hogeschool Rotterdam, exclusieve oplage van 6 x 3
Hans Wilschut fotografeert stadsgezichten, vaak badend in kunstlicht bij het vallen van de avond. Het zijn urbane stills. Ze vertonen geen spoor van bedrijvigheid. Het grootstedelijk decor wacht in cineastische gloed op actie, maar de set ligt er verlaten bij. De onwezenlijke stilte krijgt extra gewicht doordat Hans Wilschut de stad op afstand monstert. Om scherper waar te nemen doet hij telkens een stap terug; en dit versterkt de totaalindruk. Hij is de outsider die het overbekende met nieuwe ogen opneemt. Dat is een bijzondere benadering, want juist omdat mensen in hun omgeving opgaan, ontbreekt het hen doorgaans aan overzicht. Hans Wilschut is gedistantieerder en zodoende kritischer: kijk, dit hebben jullie ervan gemaakt – in knooppunten, torenflats, shopping malls en emplacementen zien jullie uiteindelijk jezelf.
(tekst: Jan van Heemst)
Het is aan de schilderijen van Ralph van Meijgaard goed te zien dat hij ook keramiek beoefent. Hij is duidelijk op objectengericht. Hij heeft zich omringd met huiselijke varia. Hij verzamelt petjes, een tennisbal, kop en schotel, een boodschappen mandje en meer van dat soort dingen. Hij brengt ze op een bescheiden maar zelfverzekerde wijze als een collectie van alledaagse merkwaardigheden onder de aandacht. Vertrouwde voorwerpen hebben een gedaante verwisseling ondergaan. Kenmerkende onderdelen zijn uitgeruild. Kleur, vorm en dessin presenteren zich inwisselende allianties. De dingmatigheid van de dingen wordt met een onpersoonlijke toets in olieverf aangegeven. Daarmee prikkelt Ralph van Meijgaard de kijker aan de doeken een eigen invulling te geven. Zijn schilderijen zijn voor combinatie geknipt.
(tekst: Jan van Heemst)
Jan Eric Visser maakt al sinds 1987 kunstobjecten van zijn dagelijks afval. Zijn jeugd vlak bij de bossen bracht hem tot een helder bewustzijn over de levenscyclus van de natuur en de bedreiging daarvan door vervuiling. Maar de materialen waarmee hij leerde werken op de kunstacademie pasten niet bij wat hij wilde communiceren.
Toen hij op straat een vorm vond die bestond uit een natte krant, uitgedroogd en verhard tot een vast materiaal, zag hij een overeenkomst met zijn gedachten. Hij begon papier te recyclen tot objecten, waar hij niet-afbreekbaar afval in opsloeg. Het geheel verzegelde hij met was. Met dat basisprincipe werkt Visser sinds die ontdekking.
De verbazing die je voelt als je hoort waar Vissers objecten van gemaakt zijn slaat snel om in bewondering. Hoe kan iets dat er zo glad en gepolijst uitziet, metalig, uit afval bestaan? Hoe kan het zo elegant zijn?
De met was doordrenkte krant omgeeft het afval. Door de was zachtjes te polijsten ontstaat het object. Visser maakt dan ook nooit een vooraf bedachte vorm. ‘Form follows garbage’ is zijn adagium.
Sinds kort werkt Visser ook met zeeklei als toplaag. Ook het werk in deze collectie is hiermee afgewerkt. Zeeklei maakt sinds mensenheugenis (en langer) deel uit van Nederland. De alleroudste kleiafzettingen liggen diep onder de zeespiegel. Het materiaal verwijst voor de kunstenaar dan ook niet alleen naar die historische bodem, maar ook naar (toekomstige) klimaatverandering.
Voor Visser is de keuze voor het materiaal dat hij gebruikt ook een metafoor voor de menselijke onmogelijkheid om iets echt te doorgronden. Zoals de levenscyclus geen causaal verband biedt tussen leven en dood. De woorden uit de kranten die hij in een bijna meditatieve handeling krijgen nieuwe vorm en betekenis. Vuilnis krijgt een nieuw leven.
Op het kruispunt tussen traditie en innovatie, tussen natuur en cultuur, ziet Visser in de toekomst een herwaardering van wat we nu afval noemen. In Rotterdam rijden gouden vuilniswagens rond waarop staat: ‘Goudtransport. Van zooi naar mooi.’ Daar is hij vast fan van…
Hebben Friezen de naam ingehouden en een beetje stuurs te zijn: Harmen Meinsma heeft een grote zwak voor het tegenovergestelde. In zijn foto’s worden extravagante, opvallende mensen neergezet. Hij probeert hun imago, het beeld dat ze van zichzelf hebben of dat ze willen uitstralen te vangen.
Als buitenbeentje zocht hij in zijn tienerjaren zijn toevlucht tot de fotografie. In zelfgebouwde decors namen hij en zijn vriendinnen poses aan die hij vastlegde. Het hielp zijn ‘coming out’.
Als professionele drama queen zet hij de realiteit naar zijn hand. Vrijheid en vrijgevochtenheid zijn voor hem essentieel; daar verbindt hij zijn persoonlijkheid met zijn werk. Als hij zijn camera richt, maakt hij een theaterstuk.
Meinsma maakt paradijsvogels van de underdog. Oude dames die verlangen naar eeuwige jeugd, mensen die door hun leeftijd niet meer passen in een bepaald schoonheidsideaal.
In The Last Season bijvoorbeeld portretteert hij op een recreatiegebied in Hoek van Holland bewoners die na het hoogseizoen achterblijven. Waar vroeger de beroemde rockers aankwamen met de boot is Hoek nu zonder glamour. Maar op het park lopen nu Elvis Presley en andere sterren rond.
In samenwerking met ‘de Kracht van Rotterdam’
(tekst Maartje Berendsen)
Henk de Looper was bovenal graficus. De droge naald lag altijd voor het grijpen. Gaandeweg breidde hij zijn werkveld uit met olie- en aquarelverf, inkt en krijt. Op het einde van zijn leven nam hij noodgedwongen zijn toevlucht tot pen en potlood op handzaam formaat. Steeds ging het hem om abstracte voorstellingen op het platte vlak. Geometrische figuren vormden het uitgangspunt. Met driehoek en ellips wist Henk de Looper een ruimtelijkheid tot stand te brengen die de voor hem zo kenmerkende discretie bezat. Aan licht kende hij een grote waarde toe. Een fijnzinnig lijnenspel roept het licht in verschillende schakeringen tevoorschijn. Het licht manifesteert zich bij uitstek in de mandorla. Deze vorm is een traditioneel teken van de transfiguratie – de stralende verheerlijking na de dood. Aan deze eerbiedwaardige traditie bleef Henk de Looper trouw.
In haar tekeningen en schilderijen beheert Vanessa Jane Phaff een prepuberale kinderwereld waarin het er merkwaardig toegaat. Vooral de meisjes zijn ondoorgrondelijk. Zij blikken een denkbeeldige camera in, verveeld, hooghartig of boosaardig, maar altijd indringend. Zij koketteren met een onbestemde daadkracht. De kijker voelt zich ongemakkelijk.Hier klopt iets niet. Het contrast tussen meisjesachtig uiterlijk en de vastberaden pose is merkwaardig groot. Een voetstuk bezorgt een net iets te jeugdige walkure een onvermoede importantie. Er dreigt wat. Een vertekenend kikvorsperspectief vergroot de dreiging. Aan het gevoel van totale suspense dragen allerlei voorwerpen bij. In deze stillevens verkeert goed in kwaad. Kinderlijke onschuld blijkt een hersenschim. Zelfs bij de blinde Sally. Blinde Sally?
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
Anuli Croon schildert in de trant van het beeldverhaal. Het werk komt buitengewoon kleurig over. Het oogt simpel zonder simplistisch te zijn. De tweedimensionale voorstelling conformeert zich geheel en al aan het platte vlak van doek, wand of muur. Het coloriet is overwegend helder en primair. De schilderingen paren analyse aan intuïtie. Ze stellen de kijker voor raadsels. Hun cartooneske eenvoud is bedrieglijk. Waar het doorsnee stripboek uitloopt op een ontknoping, houdt Anuli Croon haar plot listig verborgen in een bonte mix van handen, ogen, gebouwen, interieurs en ornamenten. Mensen maken hun opwachting als stomme getuigen van onopgehelderde zaken; ze geven tekst noch uitleg. Toch zijn ze duidelijk met een liefdevolle toets ten uitvoer gebracht. Dat alleen al behoedt ze voor de anonimiteit van de massa.
Eerst een ovaal, dan in enkele halen een zigzaglijn van links boven naar rechts beneden, dan een schuin achteroverleunende z. Zo tekende Jos van Merendonk zijn rasters op het linnen, alsof hij het moest annexeren voordat hij verder aan de slag kon. In de uitwerking beperkte hij zich tot een aperte ‘onkleur’: chromaatgroen. Op vierkante doeken reorganiseerde hij de non descripte verf met behulp van krassen, lijnen en slingers tot een schilderij. Meer dan een schroevendraaier, liniaal, roller en spraybus had hij daar meestal niet voor nodig. De schilderijen zijn small, medium of large. Het rigide gekras op het ene alterneert met een meer atmosferische of diffuse bewerking van een ander. De maker wikt en beschikt. Zijn hand beweegt nu eens moeizaam, dan weer vederlicht. Elk beeld is de stringente bewijsvoering van zichzelf. Waarvan acte.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Meten, tellen, wegen, ordenen…Willem Besselink brengt in kaart. Passen, stappen, menselijke handelingen: zich herhalende structuren en patronen die komen bovendrijven uit dagelijks gebeurtenissen fascineren hem. Zijn werk is altijd site specific: gerelateerd aan of reagerend op zijn directe omgeving, de plaats waar hij zich bevindt.
In het verleden verdiepte hij zich in scenografie en wiskunde; beide disciplines vind je direct terug in zijn werk.
Zijn werk, van kleine tekeningen en ruimtelijke sculpturen tot enorme installaties in verlaten fabrieken maakt zichtbaar wat onzichtbaar is, legt patronen bloot waar je wel weet van hebt maar die je niet ziet. Als kijker wordt je je bewust van wat zich afspeelt in zijn (en jouw) dagelijkse omgeving.
Zo zet Besselink zijn eigen slaappatroon om in een sculptuur en vertaalt hij het aantal en het soort bezoekers van een plek om in een kleurrijk patroon. Als je niet beter wist, zou je kunnen denken dat die abstractie ontstaat in zijn hoofd en niet ontleend is aan de werkelijkheid.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Kamiel Verschuren heeft een bijzonder grote actieradius. Hij is sterk op de beïnvloeding van publieke situaties ingesteld.Al naar gelang de omstandigheden switcht hij van tekening, fotografie, grafisch ontwerp en sculptuur naar tekst- of geluidsinstallaties, architectonische- of landschappelijke projecten, sociale acties en culturele evenementen. Andersom is ook mogelijk. Hij opereert zowel individueel als in samenwerking met andere kunstenaars in binnen- en buitenland. De aanleiding kan een stedelijke notitie of een maatschappelijke analyse zijn. Daarbij staat de mobilisering van betrokkenen en belanghebbenden op de eerste plaats. Kamiel Verschuren maakt van de publieke nood een artistieke deugd. Hij werpt zich op als de kwartiermaker van experimenten die niemand anders had kunnen voorzien. Een ware duvelstoejager.
Holger Niehaus fotografeert stillevens. Niet zoals je ze kent van de zeventiende-eeuwse schilderijen, maar een nieuwe versie, waarin het gefotografeerde zichzelf niet meer is. Of althans: niet zoals we het gewend zijn. Een stilleven met fruit komt vaker voor, maar geschild? Een vaas met prachtige bloemen, geschikt in een strenge rechthoek?
Het klassieke stilleven wordt modern gestileerd, weelderige chaos wordt strakke orde. Hij tast zijn onderwerpen stuk voor stuk aan in zijn poging het maakbare te perfectioneren en laat ons iets zien dat ons vreemd is. Soms heeft dat bijna iets wreeds.
In het werk dat in de collectie zit gebeurt ook nog iets anders: de bekende elementen van het ‘stilleven’ worden gebruikt om een absurd object mee te bouwen. Met drollen? Het is zo mogelijk nog vervreemder: pas als je goed kijkt, begrijp je het. Met humor.
Map met 10 editieprints, MK Edition Blauw.
Aangekocht via Stichting MK Award, een initiatief van een aantal nauw betrokkenen bij de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin van Emmo Grofsmid en Karmin Kartowikromo, die op 6 juni 2011 bij een auto-ongeluk op het leven kwamen. De Kunstcommissie Hogeschool Rotterdam heeft 1 van de drie luxe editieportfolio’s aangekocht in een gelimiteerde oplage van 40, met prints van 10 gerenommeerde kunstenaars die verbonden waren aan de voormalige MKgalerie Rotterdam/Berlin.
Peter Otto schildert zijn schilderingen als beelden waar je tegenop kunt lopen en hij beeldhouwt zijn beelden als schilderingen waar je omheen kunt lopen. Ze zijn de fysieke reacties op zintuiglijke impressies en als zodanig roepen ze een ambivalente wereld op. Ze paren tegenstelling aan tegenstelling: duister en raadselachtig versus helder en delicaat,welbehagen versus ongemak, hoop versus vertwijfeling, tintelend genoegen versus hartgrondige afkeer. In weerwil van de wrijving zijn de elementen innig met elkaar verstrengeld. Niets heeft de overhand. De ambivalentie krijgt vaste vorm in verf, gips, brons en keramiek. Elke uitvoering is een tot de verbeelding sprekende mix van eigenschappen, variërend van de ruwe bewerking tot de gepolijste verfijning – een fremdkörper dat aanzet tot bewondering of verguizing.
Sandim Mendes onderzoekt het concept identiteit binnen en tussen verschillende culturen. Ze gaat daarbij uit van de sociale aspecten van haar eigen leefomgeving. Zij is geboren in Nederland, met een Kaapverdiaanse achtergrond. Vanuit deze twee werelden krijgt culturele identiteit voor haar een nieuwe vorm.
Op zoek naar de geschiedenis van haar voorouders schept ze nieuwe verhalen die de ‘gaten’ vullen met nieuwe persoonlijkheden die daarin lijken te passen. Ze put uit haar eigen herinneringen, verhalen van haar ouders en historische gegevens. Intuïtie en onderbewustzijn spelen daarbij een grote rol. De nieuwe beelden die ze zo maakt drukt ze bijvoorbeeld af op grote doeken waarop ze de verhalen in een grote diversiteit aan beeldelementen doorgeeft. Vaak zet ze zichzelf ertussen, als persoonlijkheid in een nieuw gecreëerde geschiedenis.
Mendes maakt gebruikt van verschillende technieken binnen haar werken. Fotografie is haar uitgangspunt, maar in combinatie met textiel, tekeningen en installaties ontstaat er een eigen wereld.
(tekst Maartje Berendsen)
In het begin viel Jasper Budel op als lijdend voorwerp in een licht absurdistische act. Het televisietoestel waarop de maestro in hoogsteigen persoon met tranende ogen boven de uitjes in beeld verscheen, droop zelf eveneens van het vocht. Jasper Budel deed geen enkele poging het onbeholpen gedoe te maskeren; integendeel, het hoorde erbij.Vervolgens was hij nog nadrukkelijker in een serie delicate houtskooldoeken aanwezig. Daar is het vege lijf in het geding.Zijn lichaam kronkelt zich over een vloer waarop een met houtskoolstof geprepareerde lap is vastgezet. De beweging stokt in een vaal na beeld op het doek. Het effect is ongemeen tactiel. Het houtskool houdt de beroering zorgvuldig vast.Het schilderslinnen is een wade die de sporen van de handeling als stoffelijk overschot tentoonstelt.
Geert Baas maakt contrastrijke werken die uit meerdere delen ontstaan, meestal twee of drie. Elk onderdeel kent een andere techniek: verf op doek, tekeningen, foto’s, scans van foto’s, gevonden voorwerpen. Van alles en nog wat wordt samengevoegd en geordend tot een samenhangend beeld dat intrigeert. Op het onderste gedeelte staat doorgaans een losse lijntekening die soms een letter lijkt, rechtstreeks uit de verftube. Baas ‘smeert’ de verf direct vanuit de spuitmond op het doek.
Die tags en kalligrafische tekens, betekenen ze iets en zo ja wat? Is er een reden waarom ze altijd op de onderkant van het werk staan? Is er een connectie tussen het teken en het andere gedeelte?
De gevonden voorwerpen die hij gebruikt zijn vaak gereedschappen: een zaag, een hamer, een schaaf. Samen met het betekende deel ontstaat een nieuwe vorm die niets van meer doen heeft met de oorspronkelijke functie. Waar hij fotografie gebruikt lijkt dat vrij ongericht; onscherpe beelden van objecten of vage beelden zonder focus.
De manier waarop Baas de verschillende delen samenvoegt brengt een nieuwe lading.
De schijnbare samenhang is vaak toeval. Baas zoekt naar het moment, het beeld dat het enige juiste is en combineert de verschillende delen tot het klopt. Ze houden elkaar in evenwicht en lijken naar elkaar te verwijzen, maar er moet altijd ook spanning tussen de vormen en objecten zijn.
Het totale beeld beweegt zich tussen herkenbaar en abstract.
(tekst Maartje Berendsen)
Carine Hooykaas bedient zich van fotografie, acrylverf en aquatint. Ze benadert haar onderwerpen als een geduldige documentalist. Landschappen en mensenlevens worden op een systematische manier in ogenschouw genomen. Hun weergave berust op verschillende overwegingen. De landschappen verraden een interesse voor de geometrie van kavels,wegen, wallen en sloten. Zij verdichten zich tot abstracte kleurvlakken in aquatint. De mensenlevens worden in foto’s en schilderijen gearchiveerd. Carine Hooykaas presenteert het biografische en deels ook autobiografische materiaal uit het familiealbum of van de overburen in heldere compartimenten. Ook hier weer vlakken, diagonalen en rechthoeken.Zodoende is de diffuse foto in een formele vormgeving verankerd.
De afgelopen veertig jaar heeft George Belzer zich ontpopt tot een bijzondere blik- en koperslager. Kookgerei is zijn specialiteit. Driftig is hij met potten en pannen in de weer. Onder zijn vaardige handen komen hun intrinsieke eigenschappen aan het licht. Kloppen en blutsen, luidt het devies. Hij veruitwendigt de verborgen kenmerken van het gebruiksvoorwerp en verandert het van gebruiks- in kunstvoorwerp. Koken staat in het teken van sterfelijkheid en vruchtbaarheid. George Belzer is geboeid door de symboliek van het keukengoed. De ware keuken is slachthuis en broedplaats in enen. Een uitgebreide inventaris van holle, bolle en ronde vormen geeft uiting aan de verwondering over de cyclus van vergaan en ontstaan. De onderdelen lenen zich altijd voor luchtige montages in wisselende samenstellingen.Gewichtigdoenerij is misplaatst.
De sculpturen, tekeningen en foto’s van Silvia B. munten uit in raffinement. Zij confronteren de toeschouwer met een uitgelezen gezelschap. Onberispelijk uitgedoste kunstwezens eisen alle aandacht op. Het zijn meesterstukken van een chirurgische esthetiek. Hun verleidelijkheid is elektrificerend. Lichaamsvormen en lichaamsversieringen versmelten in toonbeelden van triomfantelijkheid, waakzaamheid, onderdanigheid, wreedheid en aandoenlijkheid. Hun schoonheid tart wetten en voorschriften. Kosten noch moeiten zijn gespaard om hun verschijning een subtiele maar ontegenzeggelijk morbide luxe te verlenen. Zorgvuldig opgezette huisdieren spreken boekdelen. Met deze viervoetige vriendjes en gevederde makkertjes weet Silvia B. ook wel raad. Als exquise stillevens trotseren zij de tijd.
1 uit serie van 4
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
Janine Schrijver portretteert de mens. Dat wil zeggen: ze maakt fotoportretten van personen, maar vooral onderzoekt ze de relatie van mensen met hun omgeving, en met elkaar. Ze fotografeert de openbare ruimte en hoe mensen zich er gedragen.
Op welke manier probeert de grote hoeveelheid mensen die in steden wonen iets van de natuur te ervaren? Hoe verbinden ze zich met hun omgeving en met elkaar?
De tegenstelling die je ziet in haar foto’s is het verlangen naar rust, groen, stilte, en het verlangen naar contact met anderen.
Parken in steden over de hele wereld worden zo intensief gebruikt dat je de verbinding met natuur nauwelijks meer kunt ervaren. Toch is het park voor heel veel mensen de enige die ze kennen of die ze zich kunnen veroorloven.
Schrijver laat die tweespalt zien in beelden die zowel compassie als lichte ergernis opwekken. In Rotterdam is dat zeker het geval. Vroesenpark of Woodstock?
Het is aan de schilderijen van Ralph van Meijgaard goed te zien dat hij ook keramiek beoefent. Hij is duidelijk op objectengericht. Hij heeft zich omringd met huiselijke varia. Hij verzamelt petjes, een tennisbal, kop en schotel, een boodschappen mandje en meer van dat soort dingen. Hij brengt ze op een bescheiden maar zelfverzekerde wijze als een collectie van alledaagse merkwaardigheden onder de aandacht. Vertrouwde voorwerpen hebben een gedaante verwisseling ondergaan. Kenmerkende onderdelen zijn uitgeruild. Kleur, vorm en dessin presenteren zich inwisselende allianties. De dingmatigheid van de dingen wordt met een onpersoonlijke toets in olieverf aangegeven. Daarmee prikkelt Ralph van Meijgaard de kijker aan de doeken een eigen invulling te geven. Zijn schilderijen zijn voor combinatie geknipt.
(tekst: Jan van Heemst)
Woody van Amen maakte begin jaren zestig furore als Nederlandse exponent van de pop art. Zijn werk ademde de geest van de toenmalige tegencultuur: ludieke assemblages van alledaagse items spotten met consumptiedwang, klootjes volken politieke hypocrisie. Eind jaren zestig breekt een periode van nader onderzoek aan en experimenteert Woody van Amen met uiteenlopende zaken als neon, perspex en ijs. Vanaf de jaren zeventig leiden reizen naar onder andere Vietnam, Birma en Indonesië tot adaptaties van Oosterse thematiek. Tijdens een bezoek aan Zwitserland raakt hij in de ban van het silhouet van de Matterhorn. Ook de latere jaren zijn buitengewoon productief. Dat bewijzendagboektekeningen, aquarellen, collages, schilderijen en ruimtelijke objecten. In die veelheid valt een fascinatie voor het dubbelkruis op – de TAXAT.
Gerco de Ruijter fotografeert Nederlandse landschappen met een camera aan een vlieger of heliumballon op een hoogte van 20 tot 100 meter. De camera brengt het terrein als de uitsnede van een abstracte compositie in beeld. Omlijsting en dieptescherpte geven de foto’s een geometrisch aanzien. Gerco de Ruijter licht zijn landschappen uit hun natuurlijke inbedding om des te nadrukkelijker te kunnen inzoomen op hun formele structuur. Herkenbare elementen ondergaan een metamorfose. Ze worden gedesentimentaliseerd. Ze verliezen hun anekdotische lading en ontpoppen zich tot nuchtere data van een schouw. Geen wonder dat de fotograaf zich voor hun kadrering laat inspireren door het standaard areaal dat de veldbioloog voor zijn periodieke inventarisatie van de flora uitzet: het Permanent Kwadraat.
Luuk Scholten is in de kunstcollectie van de Hogeschool Rotterdam met houtsnedes vertegenwoordigd. Het zijn opvallend kleurige drukken. Het vakmanschap straalt er van af. Ze zijn in veel opzichten exemplarisch voor een levenslange omgang met grafiek. Luuk Scholten put inspiratie uit zijn persoonlijke leefwereld. Zijn prenten zijn gedegen representaties van grazige weiden, van kunsthistorische gegevens en van allerhande nieuwsfeiten. Hij werkt bij voorkeur in series die zich als doorlopende impressies laten aflezen. Zo zijn er reeksen die gebaseerd zijn op autoloze landschappen, op Van Gogh of op krantenfoto’s. Het karakter van de serie stelt de graficus in staat zijn publiek van een specifieke manier van kijken te doordringen. Bij Luuk Scholten betekent zien in elk geval ook beamen hoe de zaken volgens hem eigenlijk in elkaar steken.
(tekst: Jan van Heemst)
In haar tekeningen zinspeelt Juul Kraijer op een binnenwereld die ons weliswaar nabij is maar die zich niet een, twee,drie in kaart laat brengen. In houtskool of conté legt zij in zichzelf gekeerde gestaltes en portretten van jonge vrouwen vast. Met een psychografische trefzekerheid wordt een sfeer van meditatie en contemplatie opgeroepen. Het witte vlak accentueert de roerloosheid van haar frêle figuren. Er lijkt nauwelijks iets te gebeuren. Juul Kraijer is uiterst spaarzaam met kleur en achtergrond. Meestal volstaan de zwart tonen. Maar de onderhuidse toewijding is onloochenbaar. Poëtische hints als tongen, vogels, vissen, planten en bomen duiden op een innerlijke beleving die deze subtiele tekeningen hun intense zeggingskracht bezorgt. De ascetische volharding loont de moeite: oefening baart kunst.
Woody van Amen maakte begin jaren zestig furore als Nederlandse exponent van de pop art. Zijn werk ademde de geest van de toenmalige tegencultuur: ludieke assemblages van alledaagse items spotten met consumptiedwang, klootjes volken politieke hypocrisie. Eind jaren zestig breekt een periode van nader onderzoek aan en experimenteert Woody van Amen met uiteenlopende zaken als neon, perspex en ijs. Vanaf de jaren zeventig leiden reizen naar onder andere Vietnam, Birma en Indonesië tot adaptaties van Oosterse thematiek. Tijdens een bezoek aan Zwitserland raakt hij in de ban van het silhouet van de Matterhorn. Ook de latere jaren zijn buitengewoon productief. Dat bewijzendagboektekeningen, aquarellen, collages, schilderijen en ruimtelijke objecten. In die veelheid valt een fascinatie voor het dubbelkruis op – de TAXAT.
Joep van Lieshout beweegt zich op het snijvlak van autonome en toegepaste kunst. Sinds 1995 opereert hij onder de naam Atelier van Lieshout (AVL). AVL produceert meubels, sanitair, keukens, cabines, abri’s, campers, caravans. Alles uitgevoerd in polyester. Waterdicht, slijtvast en in diverse kleuren leverbaar. De ontwerpen hebben geen kapsones, maar hun functionaliteit doet niet af aan hun artistieke status; na Marcel Duchamp kan het toilet of de wasbak vast en zeker ook kunst zijn. Fors opzien baarden mega-projecten waarin AVL maatschappelijke stellingen betrekt. Overdaad en verspilling worden resoluut aan de kaak gesteld. Het streven is op volledige autarkie gericht. Survival staat of valt met consequente recycling. Zelfs van het ‘product’ mens. Het doel heiligt de middelen. Politiek correct of niet.
De tekeningen van Henri Jacobs zijn vensters op een denkbeeldig interieur. Zij bieden zicht op vertrekken waarin zich van alles en nog wat afspeelt. Er zijn rekwisieten, er zijn menselijke gestaltes en af en toe zijn er flarden tekst. De compositie wekt vage vermoedens. De aankleding zweemt naar iets bekends maar is toch eerder verdichtend dan verklarend. Soms zijn de tekeningen verbonden met andere tekeningen, soms refereren ze aan kunstgeschiedenis, soms staan ze op zichzelf. Thema en techniek variëren. Henri Jacobs maakt gebruik van aquarel, potlood en inkt. Bovendien mengt hij figuratie met non-figuratie. Geregeld overschrijft hij uitgekraste notities met een nieuwe – een palimpsest. De tekeningen geven uiting aan innerlijke monologen, theatrale visioenen en sensuele fantasieën. Alleen de tekenaar weet naar aanleiding waarvan ze zijn opgetekend.
Al reizend doet Ton Kraayeveld de impressies op je terugvindt in zijn werk. Berlijn, Zimbabwe en Hongarije gaven hem beelden die hij, eenmaal terug, samenbrengt met herinneringen aan andere plekken en situaties. De gelaagdheid in zijn tekeningen maakt het mogelijk om verschillende ervaringen tot een nieuw beeld te maken.
Terugkerende koffers, kantoorinterieur, kledingstukken en hotellobbies bevolken een wereld die niet bestaat of soms zelfs botst met zichzelf, maar die wel een bepaalde werkelijkheid in zich draagt. Juist omdat er zoveel verschillende lagen in het werk zitten is er ruimte voor het hele scala, van eenvoudige registratie van objecten tot een maatschappijkritische benadering. Het is die combinatie van eenvoudig beeld en meervoudige betekenis die het werk spannend maakt.
De retrosfeer in zijn tekeningen zet de tijd stil; je kijkt naar iets dat in het verleden zou kunnen liggen, maar dat tegelijkertijd heel actueel is. Daardoor legt Kraayeveld de interpretatie van het beeld open voor de kijker.
Willem Oorebeek pendelt tussen verschillende grafische procedé’s. Hij maakt op een geheel eigen manier gebruik van gangbare scenario’s. Zijn tegendraadse benadering komt tot ontplooiing in een weloverwogen toepassing van reproductie,afbreking, verstoring, herhaling en verspringing. Persoonlijke motieven worden met veel gevoel voor de juiste dosering in constellaties van ruiten, rasters, dotten, strepen en stroken gehuld. De camouflage maakt het beeldwerk raadselachtig.Het verhullende karakter van Willem Oorebeeks grafiek staat op gespannen voet met de communicatieve dienstbaarheid van de commerciële visuele vormgever. De hoofdsom van al zijn verhulling is het pictogram; de afleesbaarheid van het teken gaat achter associatieve sluiers schuil. Als in een fascinerende rebus.
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
Johan Meijerink heeft kunnen terugzien op een werkzame levensloop. In de jaren tachtig diende de sculptuur zich aan: betrekkelijk kleine objecten, bescheiden van aard, gegoten in brons, met een duidelijke onderlinge verwantschap. Het zijnhermetische beelden. Geduldig polijsten heeft ze hun glanzende oppervlak bezorgd. De buitenwereld ketst in ijlespiegelingen op hen af. Buiten blijft buiten, binnen blijft binnen. De reflectie werkt als een glinsterend pantser datontoegankelijkheid uitstraalt. Al naar gelang waar de beelden worden geplaatst, verschieten ze van glans. Dezekameleontische weerkaatsing is Johan Meijerinks forte. Het wereldschuwe object geeft uitdrukking aan een permanentstreven naar stilte en harmonie. Vorm en materiaal staan in dienst van de symboliek van dit werk: compacte kunst,transcendente aspiraties.
Speciale editie voor medewerkers van Hogeschool Rotterdam, exclusieve oplage van 6 x 3
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
Peter Redert bouwt zijn schilderijen laag voor laag op. Het doek is op zijn taken berekend. De eerste laag wordt met een roller aangebracht, de tweede met kwast en penseel, de volgende weer met een roller. De stapelingen getuigen van noeste arbeid. De inspanning loont de moeite. Dit procédé biedt Peter Redert de mogelijkheid om intensief hergebruik te maken van herinneringen. Hij jongleert met beelden die iedereen wel ergens van kent. Hij beziet een weghelft door de ogen van de vakantieganger op de autoroute naar het zonnige zuiden. Peter Redert schildert als de fotograaf die als geen ander in staat is dat ene moment voor de eeuwigheid vast te leggen. De bewerkelijke aanpak van de schilder verduurzaamt het behoud van het voorbijgaande. Het vluchtige is in verf gestold. Het momentane beklijft.
Fotograaf Frank van der Salm gebruikt (on)scherpte en (on)diepte om via stedelijke landschappen (en menselijke aanwezigheid) vragen te stellen. Zijn fascinatie voor de ontwikkelingen van en in grote steden over de hele wereld brengt hem tot onwaarschijnlijk bijzondere beelden.
Van der Salm schept tijdsbeelden die altijd alleen in zijn foto’s bestaan: ze zijn een portret van dat moment op die plek, en tegelijkertijd een door hem gemanipuleerd beeld dat een nieuwe werkelijkheid wordt. Als vanzelf ga je kijken of wat je ziet waar is, of waar je naar kijkt wel bestaat. Daarmee laat hij zien dat de ruimte tussen wat echt is en wat illusie klein is. Hij analyseert zo de rol van de werkelijkheid binnen het fotografische beeld en daarmee het begrip ‘beeldvorming’ in de breedte.
Huizen, gebouwen, complexen, steden: de leefomgeving van mensen wordt tot een portret. Er komt geen mens op voor, maar alles in beeld verwijst naar die aanwezigheid. Overal
Omdat hyperscherp en ‘vaag’ elkaar sterk begrenzen, krijgt het beeld een surreële kwaliteit. Alsof het modelbouw is, of een voorbeeld van iets. Uitgezoomd op gigantische eenvormigheid, eindeloze bouw voor enorm hoeveelheden bewoners; ingezoomd op de gestempelde wijken waar herhaling probeert uniek te worden.
Eenvormigheid in bouw bestaat overal: de moeite die mensen nemen om zichzelf daarbinnen van elkaar te onderscheiden is steeds weer pijnlijk zichtbaar, in de kleinste details. Soms met liefde, soms door verwaarlozing.
De troosteloosheid van het dagelijks leven wordt door sommigen met hand en tand bestreden; anderen hebben het al opgegeven.
De sculpturen, tekeningen en foto’s van Silvia B. munten uit in raffinement. Zij confronteren de toeschouwer met een uitgelezen gezelschap. Onberispelijk uitgedoste kunstwezens eisen alle aandacht op. Het zijn meesterstukken van een chirurgische esthetiek. Hun verleidelijkheid is elektrificerend. Lichaamsvormen en lichaamsversieringen versmelten in toonbeelden van triomfantelijkheid, waakzaamheid, onderdanigheid, wreedheid en aandoenlijkheid. Hun schoonheid tart wetten en voorschriften. Kosten noch moeiten zijn gespaard om hun verschijning een subtiele maar ontegenzeggelijk morbide luxe te verlenen. Zorgvuldig opgezette huisdieren spreken boekdelen. Met deze viervoetige vriendjes en gevederde makkertjes weet Silvia B. ook wel raad. Als exquise stillevens trotseren zij de tijd.
Jeux Noirs is een drieluik van fotowerken waarin zwarte kauwtjes figureren met een bal en feestmuts. Het kan spel zijn of bevel, sarren of narren. De werken maken onderdeel uit van Le Cirque (vanaf 2010), een melancholieke serie, zwart in zwart, van mensen met dierlijke vachten en dieren die menselijke gedragingen vertonen, refererend aan het circusleven.
Martijn van Berkum maakt gebruik van verschillende technieken, maar is vooral tekenaar. Zijn getekende studies van structuren houden het midden tussen architectonisch en sculpturaal. Structuren worden door Van Berkum bestudeerd, verzameld, getekend en geordend. Zo heeft hij vijf categorieën aangelegd binnen de overkoepelende en veelbetekende titel Non-functional Structures.
Hij werkt vaak samen met andere kunstenaars. Zijn interesse voor constructie en vooral ook deconstructie vindt je dan ook terug in foto’s van bouwplaatsen en steengroeves.
Van Berkum is een bijzonder vaardig tekenaar. Juist daardoor voel je vooral de bijna tastbare vormen. Door de plaatsing van Escher-achtige schaduwen ontglippen de details je, terwijl het geheel er zo logisch uitziet dat het bijna 3d wordt. Van dichterbij zie je hoe trefzeker het potlood gehanteerd is.
In zijn tekeningen vindt Van Berkum de vrijheid om te (de)construeren in de vormen die zijn bouwstenen zijn. Ergens tussen samenvallen en uit elkaar spatten kloppen alle deeltjes in hun beweging. Misschien op weg naar architectuur, naar sculptuur, of naar bouwval. Niet voor niets wordt hij geïnspireerd door modernistische architectuur en de wereldverbeterende idealen die daaraan verbonden waren.
1 van serie van 4
(tekst Maartje Berendsen)
Jasper van den Ende is een fotograaf die de (technische) grenzen en tekortkomingen van beeldvormende technologieën onderzoekt om sociaal-ecologische en milieu-implicaties te verkennen. Zijn onderzoek ontwikkelt zich vanuit op kunst gebaseerde veldwerkpraktijken in de natuurlijke, technologische en stedelijke omgeving, waar belichaamde kennis en empirische bevindingen worden vooropgesteld op een manier die het werk informeert, hervormt of beter gezegd, co-produceert met de omgeving of de situatie ter plaatse. Dit resulteert in zelfontwikkelde methoden om ongelijkheden in blootstellingsniveaus in steden in kaart te brengen en te onthullen, of in experimentele manieren om datgene wat aan het menselijk oog ontsnapt, te visualiseren.
Als afgestudeerde van de Willem de Kooning Academie (2022) in Rotterdam, werd hij genomineerd voor de Young Blood Award in de jaarlijkse groepstentoonstelling Best of Graduates in de Ron Mandos galerie. Zijn project Exposure Value ZER0̸ werd bekroond met de Harry Pennings Prijs 2023, en hij had zijn eerste solotentoonstelling tijdens Lichtkunst Gouda (2022). Van den Ende presenteerde en exposeerde tijdens het Backlight Fotofestival (2023), waar zijn werk werd ondersteund door het Goethe Instituut met een Culture Moves-beurs van de Europese Unie.
Het is aan de schilderijen van Ralph van Meijgaard goed te zien dat hij ook keramiek beoefent. Hij is duidelijk op objectengericht. Hij heeft zich omringd met huiselijke varia. Hij verzamelt petjes, een tennisbal, kop en schotel, een boodschappen mandje en meer van dat soort dingen. Hij brengt ze op een bescheiden maar zelfverzekerde wijze als een collectie van alledaagse merkwaardigheden onder de aandacht. Vertrouwde voorwerpen hebben een gedaante verwisseling ondergaan. Kenmerkende onderdelen zijn uitgeruild. Kleur, vorm en dessin presenteren zich inwisselende allianties. De dingmatigheid van de dingen wordt met een onpersoonlijke toets in olieverf aangegeven. Daarmee prikkelt Ralph van Meijgaard de kijker aan de doeken een eigen invulling te geven. Zijn schilderijen zijn voor combinatie geknipt.
(tekst: Jan van Heemst)
Hebben Friezen de naam ingehouden en een beetje stuurs te zijn: Harmen Meinsma heeft een grote zwak voor het tegenovergestelde. In zijn foto’s worden extravagante, opvallende mensen neergezet. Hij probeert hun imago, het beeld dat ze van zichzelf hebben of dat ze willen uitstralen te vangen.
Als buitenbeentje zocht hij in zijn tienerjaren zijn toevlucht tot de fotografie. In zelfgebouwde decors namen hij en zijn vriendinnen poses aan die hij vastlegde. Het hielp zijn ‘coming out’.
Als professionele drama queen zet hij de realiteit naar zijn hand. Vrijheid en vrijgevochtenheid zijn voor hem essentieel; daar verbindt hij zijn persoonlijkheid met zijn werk. Als hij zijn camera richt, maakt hij een theaterstuk.
Meinsma maakt paradijsvogels van de underdog. Oude dames die verlangen naar eeuwige jeugd, mensen die door hun leeftijd niet meer passen in een bepaald schoonheidsideaal.
In The Last Season bijvoorbeeld portretteert hij op een recreatiegebied in Hoek van Holland bewoners die na het hoogseizoen achterblijven. Waar vroeger de beroemde rockers aankwamen met de boot is Hoek nu zonder glamour. Maar op het park lopen nu Elvis Presley en andere sterren rond.
In samenwerking met ‘de Kracht van Rotterdam’
(tekst Maartje Berendsen)
De glibberige eerstelingen van Anne van Eck kwamen hulpeloos ter wereld. Natte klei dreef hun kwetsbaarheid op de spits. Uitdroging had onherroepelijk het einde betekend. Ze moesten constant nat worden gehouden – een permanente bron van zorg. Soms hield Anne van Eck het na een tentoonstelling berustend voor gezien. De laatste tijd waagt ze zich aan model was, latex, polyester en keramiek. Minder organisch, maar wel zo stressbestendig. Nu lijkt er eerder sprake te zijn van proefdieren of klonen. Liefst blies Anne van Eck haar producten levensadem in, maar deze poging is uiteraard gedoemd te mislukken. Dus koestert zij de creaturen als curiosa in een rariteitenkabinet. Zij versterkt deze indruk door het beeldwerk in vitrines of op schappen uit te stallen. Een wondere wereld op puppyformaat.
Benjamin Li is een conceptueel kunstenaar gevestigd in Rotterdam. In zijn werk stelt hij vragen over identiteit, representatie, ontheemding, het dagelijks leven, eetgewoonten en het gevoel van thuis. Momenteel benadert hij deze thema’s voornamelijk door een verkenning van het Chinees-Indonesische restaurant.
Sinds 2014 heeft Benjamin meer dan 1.000 Chinees-Indonesische restaurants in Nederland bezocht in een poging om een archief van deze restaurants op te bouwen. Tijdens deze bezoeken heeft hij menu’s, stukken serviesgoed en geschreven herinneringen van zijn ontmoetingen verzameld. Een belangrijk onderdeel is dat hij ook foto’s heeft gemaakt van meer dan 200 unieke Chinees-Indonesische gerechten in deze restaurants. Deze foto’s zijn verwerkt tot een puzzelserie van 1000 stukjes, een lichtbak en een meer toegankelijke puzzel van 500 stukjes, gemaakt in samenwerking met het LAM museum en MAMA, evenals een lijn koffiemokken. Gerelateerd werk omvat een serie epoxy wortelrozen, drie video-installaties en een keramische herinterpretatie van het fortune cookie (residency bij EKWC). Alles is te zien op zijn website.
Benjamin ziet schoonheid in het Chinees-Indonesische restaurant, maar voor hem is het ook een manier om zijn Chinese roots en familiegeschiedenis te begrijpen. Veel van zijn familieleden, waaronder zijn biologische ouders, hebben in de restaurants gewerkt om te overleven en zich te integreren in de Nederlandse samenleving. Met zijn werk probeert Benjamin het restaurant te eren, terwijl anderen het soms bespotten. In eerder werk heeft hij bredere vragen gesteld over stereotypen van Aziatische mensen (Yellow-Series). Tegenwoordig ziet hij het belang van zijn werk in het balanceren tussen het blootleggen van de absurditeit van bepaalde stereotypen en het bevorderen van een herwaardering van de schoonheid en het erfgoed van het Chinees-Indonesische restaurant.
Benjamin Li heeft een BA in Psychologie (Erasmus Universiteit Rotterdam), een BA in Fotografie (Willem de Kooning Academie) en een MA in Media Design and Communication (Piet Zwart Instituut). Hij heeft genereuze steun ontvangen van het Mondriaan Fonds, Prins Bernhard Cultuurfonds, Stichting Stokroos en CBK Rotterdam. Vanaf september 2022 begint hij aan een tweejarige residency aan de Rijksacademie in Amsterdam.
Theo Poel is al jaren met hoofden in de weer. Hij schildert zijn koppen frontaal – van tronies met flaporen tot snuitjes met zomersproeten. Sommige hebben drie paar ogen, andere hebben gaten in plaats van ogen. Het vraagt enige tijd om al die gezichten te keuren. Pas dan vallen de gelaatsuitdrukkingen op. Portretten zijn het niet. Voor karikaturen kunnen ze ook niet doorgaan. De overdrijving dient een ander doel. Voor Theo Poel is het menselijk gelaat een klankbord waarop gemoedstoestanden in een melange van afwijzing, aanvaarding, opstand, vertwijfeling, gelukzaligheid tot uitdrukking kunnen komen. Het gezicht is dus bij uitstek communicatief, maar de bedoeling is lang niet altijd helder. Theo Poel benadrukt deze raadselachtigheid. De olieverf versluiert de uitwisseling. Het gezicht spreekt in raadselen.
Martijn van Berkum maakt gebruik van verschillende technieken, maar is vooral tekenaar. Zijn getekende studies van structuren houden het midden tussen architectonisch en sculpturaal. Structuren worden door Van Berkum bestudeerd, verzameld, getekend en geordend. Zo heeft hij vijf categorieën aangelegd binnen de overkoepelende en veelbetekende titel Non-functional Structures.
Hij werkt vaak samen met andere kunstenaars. Zijn interesse voor constructie en vooral ook deconstructie vindt je dan ook terug in foto’s van bouwplaatsen en steengroeves.
Van Berkum is een bijzonder vaardig tekenaar. Juist daardoor voel je vooral de bijna tastbare vormen. Door de plaatsing van Escher-achtige schaduwen ontglippen de details je, terwijl het geheel er zo logisch uitziet dat het bijna 3d wordt. Van dichterbij zie je hoe trefzeker het potlood gehanteerd is.
In zijn tekeningen vindt Van Berkum de vrijheid om te (de)construeren in de vormen die zijn bouwstenen zijn. Ergens tussen samenvallen en uit elkaar spatten kloppen alle deeltjes in hun beweging. Misschien op weg naar architectuur, naar sculptuur, of naar bouwval. Niet voor niets wordt hij geïnspireerd door modernistische architectuur en de wereldverbeterende idealen die daaraan verbonden waren.
1 van serie van 4
(tekst Maartje Berendsen)
Serendipiteit is de kern van het concept waarop het ontwerp van de website van de kunstcollectie is gebaseerd. De gave om door toeval en intelligentie iets prettigs te vinden waarnaar men niet op zoek was.
Doormiddel van een interactief grid is de collectie als overzicht te bekijken, maar kun je ook inzoomen op specifiek werk. Door verschillende filters en zoekfunctie kun je specifiek zoeken naar werken uit de collectie, met de knop ‘willekeurig’ laat de bezoeker zich verassen door een compleet nieuwe volgorde van de selectie werken.
Studio Harten Aas ontwikkelde de website in samenwerking met Burg Burg webdevelopment.
Marjan Laaper ontfermt zich in haar video’s over details die minder getalenteerde waarnemers meestal ontgaan.Kleinigheden krijgen het volle pond: vallende druppels, vragende ogen, een fluisterende populier, tastende handen.Ze zijn van wezenlijk belang voor een gevoel van universele lotsverbondenheid. Hun urgentie wordt door verschuiving,verspringing, herhaling, vertraging en omkering in beeld gebracht. De afgewogen installatie van de apparatuur vergroot de slagkracht van de projectie. Elke videovertoning is site-specific. De etherische toonzetting sticht verwarring.Ambivalentie is de gemene deler van deze montages: waar schoonheid oplicht, loert ook het gevaar. Nauwelijks heeft de vlinder zich ontpopt, of de eerste siddering van de tere vleugel is een voorbode van een onheil dat alle leven treft.
Eveline Visser heeft een unieke serie schilderijen en objecten gemaakt die existentiële dualiteiten als hemel en hel, orde en chaos, duisternis en hoop onderzoeken.
Visser assembleert schilderijen, collages tot werken van een aanraakbare precisie. Vissers artistieke praktijk is verhalend, er zit een verhaal achter elk werk, volgens zijn eigen unieke uitdrukkingsregels. Tekstlagen, vaak kreten ontleend aan de glitterwereld van de reclame, geven de beelden een andere betekenis. Inspirerende quotes zoals Good Vibes Only vormen een contrast met de stemmige sfeer van de werken die vaak emotioneel, zelfs grappig overkomen.
Met een verbluffend gemak zet Eveline Visser haar wereldbeeld in de verf. Op rake momenten onderbreekt zij haar soepele penseelvoering met krachtige accenten. De transparante dekking van de sterk verdunde verf laat de ondergrond gul doorschemeren. Het wit op grijs en het wit op wit zijn fraai aangelegd. Maar hoe virtuoos ook, niet het gebaar maar de inhoud is hoofdzaak. Eveline Visser is in al haar vezels op verklaring en zingeving bedacht. Daartoe bedient zij zich van uiteenlopende formaten en technieken. Haar werkveld bestrijkt ook installaties, modellen en objecten. Met dit arsenaal houdt zij ons onze menselijke tekortkomingen voor en zint op mogelijkheden om aan de vuile realiteit van frictie en onmacht te ontsnappen. Te midden van alle schermutselingen bouwt zij aan een lanceerbasis voor een odyssee naar het onbekende.
Peter Otto schildert zijn schilderingen als beelden waar je tegenop kunt lopen en hij beeldhouwt zijn beelden als schilderingen waar je omheen kunt lopen. Ze zijn de fysieke reacties op zintuiglijke impressies en als zodanig roepen ze een ambivalente wereld op. Ze paren tegenstelling aan tegenstelling: duister en raadselachtig versus helder en delicaat,welbehagen versus ongemak, hoop versus vertwijfeling, tintelend genoegen versus hartgrondige afkeer. In weerwil van de wrijving zijn de elementen innig met elkaar verstrengeld. Niets heeft de overhand. De ambivalentie krijgt vaste vorm in verf, gips, brons en keramiek. Elke uitvoering is een tot de verbeelding sprekende mix van eigenschappen, variërend van de ruwe bewerking tot de gepolijste verfijning – een fremdkörper dat aanzet tot bewondering of verguizing.
De glibberige eerstelingen van Anne van Eck kwamen hulpeloos ter wereld. Natte klei dreef hun kwetsbaarheid op de spits. Uitdroging had onherroepelijk het einde betekend. Ze moesten constant nat worden gehouden – een permanente bron van zorg. Soms hield Anne van Eck het na een tentoonstelling berustend voor gezien. De laatste tijd waagt ze zich aan model was, latex, polyester en keramiek. Minder organisch, maar wel zo stressbestendig. Nu lijkt er eerder sprake te zijn van proefdieren of klonen. Liefst blies Anne van Eck haar producten levensadem in, maar deze poging is uiteraard gedoemd te mislukken. Dus koestert zij de creaturen als curiosa in een rariteitenkabinet. Zij versterkt deze indruk door het beeldwerk in vitrines of op schappen uit te stallen. Een wondere wereld op puppyformaat.
Speciale editie voor medewerkers van Hogeschool Rotterdam, exclusieve oplage van 10 x 3
Hebben wij de stadslandschappen van Rikkert Mullenders inderdaad aan zijn werk in de postbezorging te danken? Dat is tenminste wel de vraag die hij zelf – half gekscherend – opwerpt. Hoe dan ook, op een gegeven moment begon hij in zeefdruk en etsen met steden. Hij raakte er meer en meer van overtuigd dat dit onderwerp zijn bestemming was. Al doende werden de stadslandschappen gedetailleerder. De mateloze detaillering beantwoordt aan een hang naar spanningen sensatie. Rikkert Mullenders ervaart echte steden namelijk als tamelijk vervelend. Voor figuren als hij valt er maar bitter weinig te beleven. Zijn architectuur doorbreekt de sleur. In energieke lijnen schetst hij het alternatief. Van hem mogen stedelingen zich ongegeneerd uitleven. Zijn stad moet spetterend zijn.
(Interieur)architect Maxime Vink studeerde in 2018 cum laude af aan de Rotterdamse Academie voor Bouwkunst met het project ‘De herprofilering van de kunstacademie’. In dit onderzoek licht ze toe hoe de veranderende onderwijspraktijk en de inhoudelijke verschuivingen in de kunst van invloed zijn op de het gebruik van een gebouw. Ze pleit voor een kunstacademie die meer laat zien van de wijze waarop kunstenaars werken en daardoor de kunsten begrijpelijker en benaderbaar maakt.
De drie studies ‘Façade’ geven een dergelijk, mogelijk, ideaal gebouw en het gebruik ervan weer op drie verschillende momenten van de dag.
(tekst Maartje Berendsen)
Hebben wij de stadslandschappen van Rikkert Mullenders inderdaad aan zijn werk in de postbezorging te danken? Dat is tenminste wel de vraag die hij zelf – half gekscherend – opwerpt. Hoe dan ook, op een gegeven moment begon hij in zeefdruk en etsen met steden. Hij raakte er meer en meer van overtuigd dat dit onderwerp zijn bestemming was. Al doende werden de stadslandschappen gedetailleerder. De mateloze detaillering beantwoordt aan een hang naar spanning en sensatie. Rikkert Mullenders ervaart echte steden namelijk als tamelijk vervelend. Voor figuren als hij valt er maar bitter weinig te beleven. Zijn architectuur doorbreekt de sleur. In energieke lijnen schetst hij het alternatief. Van hem mogen stedelingen zich ongegeneerd uitleven. Zijn stad moet spetterend zijn.
De tekeningen van Henri Jacobs zijn vensters op een denkbeeldig interieur. Zij bieden zicht op vertrekken waarin zich van alles en nog wat afspeelt. Er zijn rekwisieten, er zijn menselijke gestaltes en af en toe zijn er flarden tekst. De compositie wekt vage vermoedens. De aankleding zweemt naar iets bekends maar is toch eerder verdichtend dan verklarend. Soms zijn de tekeningen verbonden met andere tekeningen, soms refereren ze aan kunstgeschiedenis, soms staan ze op zichzelf. Thema en techniek variëren. Henri Jacobs maakt gebruik van aquarel, potlood en inkt. Bovendien mengt hij figuratie met non-figuratie. Geregeld overschrijft hij uitgekraste notities met een nieuwe – een palimpsest. De tekeningen geven uiting aan innerlijke monologen, theatrale visioenen en sensuele fantasieën. Alleen de tekenaar weet naar aanleiding waarvan ze zijn opgetekend.
Het scheelde niet veel of Arie de Groot had in 1964 de beeldende kunst vaarwel gezegd. Die stap heeft hij gelukkig niet gezet. Wars van trends en modes ontwikkelde hij een handschrift dat opvalt door eenvoud, ingetogenheid en maatvoering. Met stippen, ruiten en sterren zet hij een grondplan op papier uit. De abstracte patronen tekent hij met potlood en krijt dwars door eerder aangebrachte perforaties heen. Die perforaties zijn zelf ook weer een soort tekeningen;ze geven vormen te zien die aan kledingstukken of mensen doen denken. Zo ontstaan er eigenlijk twee tekeningen die op elkaar inwerken. De interferentie is nu eens soepel, dan weer hortend. Arie de Groot gebruikt ook nog dingen die zich eigenlijk niet met tekenen laten rijmen, zoals kralen of doosjes. Uitproberen maar – zolang het houdt.
Martijn van Berkum maakt gebruik van verschillende technieken, maar is vooral tekenaar. Zijn getekende studies van structuren houden het midden tussen architectonisch en sculpturaal. Structuren worden door Van Berkum bestudeerd, verzameld, getekend en geordend. Zo heeft hij vijf categorieën aangelegd binnen de overkoepelende en veelbetekende titel Non-functional Structures.
Hij werkt vaak samen met andere kunstenaars. Zijn interesse voor constructie en vooral ook deconstructie vindt je dan ook terug in foto’s van bouwplaatsen en steengroeves.
Van Berkum is een bijzonder vaardig tekenaar. Juist daardoor voel je vooral de bijna tastbare vormen. Door de plaatsing van Escher-achtige schaduwen ontglippen de details je, terwijl het geheel er zo logisch uitziet dat het bijna 3d wordt. Van dichterbij zie je hoe trefzeker het potlood gehanteerd is.
In zijn tekeningen vindt Van Berkum de vrijheid om te (de)construeren in de vormen die zijn bouwstenen zijn. Ergens tussen samenvallen en uit elkaar spatten kloppen alle deeltjes in hun beweging. Misschien op weg naar architectuur, naar sculptuur, of naar bouwval. Niet voor niets wordt hij geïnspireerd door modernistische architectuur en de wereldverbeterende idealen die daaraan verbonden waren.
1 van serie van 4
(tekst Maartje Berendsen)
Guido de Waart zet zijn maaksels steevast met de grootst mogelijke aandacht in elkaar. Langzaam maar zeker groeien ze uit tot karakteristieke variaties op een beproefd thema: elke opzet is op het vierkant gestoeld. Dit basale concept biedt Guido de Waart de gelegenheid om kunstwerken in reeksen uit te voeren, ongeacht of het tekeningen, schilderingen of objecten zijn. Het vierkant is voor hem een middel om een effectieve koppeling van verschillende eenheden in een evenwichtige samenhang tot stand te brengen. Het legt hem geen beperkingen op maar bewijst zich als een onuitputtelijke bron waaraan een veelheid van technieken en toepassingen ontspringt. Dit potentieel komt in de cadans van de serie tot uitdrukking. Guido de Waart kan ermee lezen en schrijven. En fluisteren (als het moet).
De surreële schilderijen en tekeningen van Otto Egberts stemmen niet bepaald vrolijk. De teneur is overwegend somber. Otto Egberts heeft zo zijn twijfels over de zin van het bestaan. Zijn mensen zijn uit wormstekig hout gesneden. Ze ogen kwetsbaar en wezensvreemd. Bijna altijd zijn ze alleen. Soms liggen ze op bed, besluiteloos en treurig. De treurnis valt ook aan de verf af te lezen. Grijstinten domineren. Gaandeweg zijn de mensen uit beeld geraakt. De afgelopen tijd is Otto Egberts eindeloos aan het schuren en gummen. Een vaalwit oppervlak toont de sporen van ingespannen arbeid. Zwoegend heeft de scepticus zich een weg naar een ijle expressiviteit gebaand. Het surreële is aangrijpend kale ruimtelijkheid geworden. Het beantwoordt aan niets anders dan aan de stuurloosheid van de inspanning. Alles is leegte.
Cyrus & Elisabeth is een werk uit een serie over zogenaamde Fayoum portretten. Deze Fayoumportretten zijn portretten van overleden mensen geschilderd in een techniek met ingekleurde was (encaustiek). Het is een heel oude techniek, reeds gebruikt in het Oude Egypte. Deze portretten zijn gevonden in de plaats Fayoum, – vandaar de naam – en zijn geschilderd naar echte levende mensen. Deze portretten werden na de dood gelegd op de mummie of meegegeven in het graf.
De serie van Gert Germeraad over Fayouportretten is ontstaan na een serie met werken over Physiognomie oftewel “The Art of Reading Faces”, in dezelfde techniek en op hetzelfde formaat – alleen waar in de serie over Physiognomie alleen met één kleur klei per beeld werkte, heeft hij voor de Fayoumserie verschillende kleuren klei gemengd. De beelden zijn dus niet geverfd, maar je ziet de natuurlijke kleikleur. De beelden zijn hol opgebouwd in één stuk en dus niet, zoals in zijn latere werk, massief geboetseerd en daarna uitgehold.
Cyrus & Elisabeth zijn respectievelijk nr 3 en 5 uit deze serie; de naam begint met de 3e en 5e letter uit het alfabet. In die volgorde gemaakt.
——————-
De kleikoppen van Gert Germeraad herinneren aan de oude gelaatkunde (fysiognomie). Ooit beschreven gelaatkundigen kinnen, wenkbrauwen, lippen, neuzen, oren, kruinen, voorhoofden en jukbeenderen ongeveer zoals de biologen dat deden met hun indeling van flora en fauna. Haakneuzen vielen in ongenade, adelaars neuzen waren geliefd. De gelaatkunde vond een gretig onthaal. Met behulp van metingen werden hele bevolkingsgroepen in categorieën ondergebracht die vandaag de dag ronduit racistisch zouden heten. Want ook al is de neus in fysiologisch opzicht inmiddels slechts één van de uiteindes van een luchtslang naar onze longen, het valt niet te ontkennen dat de oude gelaatkunde veel mensen slachtoffer van rubricering en classificatie heeft gemaakt. Gert Germeraad geeft ze hun waardigheid terug. (tekst Jan van Heemst)
Growing Plants Indoors is begonnen vanuit de droefenis van kantoorplanten achter het glas van de ramen in hun trieste omgeving, zoals gezien door Remco. Dit gegeven werd door REM Atelier ontwikkeld tot een concept waarin oorspronkelijk hun eigen bananenplant centraal stond. Inmiddels hebben ze een hele serie bananenplanten, want de essentie van Growing Plants Indoors is dat iedere plant maar een keer gefotografeerd wordt en zo de inzet wordt van een kunstwerk uit die serie.
Het werk bestaat uit een buitengewoon realistische foto in een lichtbak. Doordat de led-verlichting door de bladeren van de plant heen lijkt te schijnen, ontstaat de illusie dat de plant gevangen zit in de lichtbak.
Iedere plant is uniek, dus iedere foto van die plant ook. Als de plant sterft, blijft in ieder geval de lichtbak met foto over als representatie van de plant. De afbeelding leeft voort.
Is het een kunstwerk? is het een sculptuur? Is het een lamp? REM Atelier speelt met het idee dat functie en betekenis van een object veranderen als de context verandert. Zelf hebben ze nooit bedacht dat het lichtobject een lamp zou kunnen zijn; in de praktijk blijkt dat bezitters van een exemplaar het zo gebruiken.
(tekst Maartje Berendsen)
Petra Laaper maakt gebruik van verschillende materialen in haar werk: textiel, keramiek, fotografie en film. Vormen die je ergens van kent, maar die niet zijn wat ze lijken, vragen om opgepakt en gebruikt te worden. Maar hoe? De objecten vragen om een zintuiglijke ervaring; ze onderzoeken de relatie tussen lichaam en ruimte, en tussen lichaam en ‘schil’. Soms refereert het aan het lichaam zelf of aan een functie daarvoor. Tegelijkertijd is het onmogelijk om de objecten te gebruiken, omdat het materiaal niet ‘klopt’ of omdat het onzeker is waartoe het dient.
De bronzen beeldjes zijn voet en schoen tegelijkertijd. Een glanzend en een mat gedeelte lijken twee verschillende identiteiten te zijn, maar zijn toch echt één. Het vraagt om uitleg die je als kijker niet geven kunt. Laaper zet je op het verkeerde …euh… been.
Martijn van Berkum maakt gebruik van verschillende technieken, maar is vooral tekenaar. Zijn getekende studies van structuren houden het midden tussen architectonisch en sculpturaal. Structuren worden door Van Berkum bestudeerd, verzameld, getekend en geordend. Zo heeft hij vijf categorieën aangelegd binnen de overkoepelende en veelbetekende titel Non-functional Structures.
Hij werkt vaak samen met andere kunstenaars. Zijn interesse voor constructie en vooral ook deconstructie vindt je dan ook terug in foto’s van bouwplaatsen en steengroeves.
Van Berkum is een bijzonder vaardig tekenaar. Juist daardoor voel je vooral de bijna tastbare vormen. Door de plaatsing van Escher-achtige schaduwen ontglippen de details je, terwijl het geheel er zo logisch uitziet dat het bijna 3d wordt. Van dichterbij zie je hoe trefzeker het potlood gehanteerd is.
In zijn tekeningen vindt Van Berkum de vrijheid om te (de)construeren in de vormen die zijn bouwstenen zijn. Ergens tussen samenvallen en uit elkaar spatten kloppen alle deeltjes in hun beweging. Misschien op weg naar architectuur, naar sculptuur, of naar bouwval. Niet voor niets wordt hij geïnspireerd door modernistische architectuur en de wereldverbeterende idealen die daaraan verbonden waren.
1 van serie van 4
(tekst Maartje Berendsen)
Eric van Straaten is een veelzijdige fotograaf. Hij heeft een zwak voor verhalen. Al dreigt de verstaanbaarheid van veelverhalen in het gewoel van de digitale media teloor te gaan, Eric van Straaten blijft een trouwe speurder naar doorleefde geschiedenissen. Hij richt zijn lens op plekken en op mensen die hem iets te zeggen hebben. Als hij uitzoomt, overheerst het avontuur. Zee, industrie, haven, jungle, pyramides en tempelcomplexen staan borg voor meeslepende epiek. Zo fotografeerde hij Nederlandse industriële landschappen, en waterwegen tussen Boedapest en Rotterdam. Als hij inzoomt,accentueert hij het persoonlijke. Dan gaat zijn aandacht bijvoorbeeld uit naar het leven op de grote vaart. Maar bewoners die zich belangeloos inzetten voor hun straat of wijk kunnen ook op hem rekenen. Eric van Straaten heeft hen als buurthelden gefotografeerd.
Al reizend doet Ton Kraayeveld de impressies op je terugvindt in zijn werk. Berlijn, Zimbabwe en Hongarije gaven hem beelden die hij, eenmaal terug, samenbrengt met herinneringen aan andere plekken en situaties. De gelaagdheid in zijn tekeningen maakt het mogelijk om verschillende ervaringen tot een nieuw beeld te maken.
Terugkerende koffers, kantoorinterieur, kledingstukken en hotellobbies bevolken een wereld die niet bestaat of soms zelfs botst met zichzelf, maar die wel een bepaalde werkelijkheid in zich draagt. Juist omdat er zoveel verschillende lagen in het werk zitten is er ruimte voor het hele scala, van eenvoudige registratie van objecten tot een maatschappijkritische benadering. Het is die combinatie van eenvoudig beeld en meervoudige betekenis die het werk spannend maakt.
De retrosfeer in zijn tekeningen zet de tijd stil; je kijkt naar iets dat in het verleden zou kunnen liggen, maar dat tegelijkertijd heel actueel is. Daardoor legt Kraayeveld de interpretatie van het beeld open voor de kijker.
(Interieur)architect Maxime Vink studeerde in 2018 cum laude af aan de Rotterdamse Academie voor Bouwkunst met het project ‘De herprofilering van de kunstacademie’. In dit onderzoek licht ze toe hoe de veranderende onderwijspraktijk en de inhoudelijke verschuivingen in de kunst van invloed zijn op de het gebruik van een gebouw. Ze pleit voor een kunstacademie die meer laat zien van de wijze waarop kunstenaars werken en daardoor de kunsten begrijpelijker en benaderbaar maakt.
De drie studies ‘Façade’ geven een dergelijk, mogelijk, ideaal gebouw en het gebruik ervan weer op drie verschillende momenten van de dag.
(tekst Maartje Berendsen)
Frans Verschoor tovert met ruimte en tijd, twee dimensies die ons sinds mensenheugenis bezighouden. Beeldend kunstenaars streven er, sinds het cubisme en het futurisme, vaak naar om meer vast te leggen dan dat ene moment in tijd en plaats. Verschoor past in die traditie, die zoekt naar die andere dimensie.
In de fotowerken van Frans Verschoor wordt de tijd bevroren, in een eindeloze beweging die je blijft voelen – ook al sta je stil. In zijn serie solitaire bomen, zoals je die vaak op een akker ziet staan, omschrijft Verschoor steeds dezelfde boom in een beweging van 360 graden. Hij lijkt geen portret van deze ene boom te willen maken, maar een weergave van DE boom, die alle kenmerken in zich draagt.
In de serie Stills, fotowerken gebaseerd op zijn Slowscape Video’s, legt Verschoor landschappen van over de hele wereld over elkaar. Ze delen dezelfde horizon, waardoor er een nieuw, gelaagd landschap ontstaat dat van alle tijden is – en van alle plaatsen.
Fotografie wordt door amateurs en professionals gebruikt om herinneringen te bewaren. Voor Verschoor is dat niet zomeer één moment, maar een verzameling daarvan. Honderden foto’s versmelten tot één afbeelding. Waar het een begint, gaat het ander verder, zonder onderscheid, als een reis zonder begin en einde. De grenzen van de verschillende identiteiten zijn niet zichtbaar. De combinatie van het verglijden van de tijd en het veranderen van standpunt levert een imaginair beeld.
Kijken naar zijn fotowerken is dan ook een bijzondere ervaring, in deze nieuwe werkelijkheid die bestaat uit zovele. Je blijft kijken naar een contour van dat ene landschap, die ene boom. Je zoekt herkenning, maar deze werkelijkheid ontsnapt je. Je kunt alleen maar kijken.
Met een verbluffend gemak zet Eveline Visser haar wereldbeeld in de verf. Op rake momenten onderbreekt zij haar soepele penseelvoering met krachtige accenten. De transparante dekking van de sterk verdunde verf laat de ondergrond gul doorschemeren. Het wit op grijs en het wit op wit zijn fraai aangelegd. Maar hoe virtuoos ook, niet het gebaar maarde inhoud is hoofdzaak. Eveline Visser is in al haar vezels op verklaring en zingeving bedacht. Daartoe bedient zij zich van uiteenlopende formaten en technieken. Haar werkveld bestrijkt ook installaties, modellen en objecten. Met dit arsenaal houdt zij ons onze menselijke tekortkomingen voor en zint op mogelijkheden om aan de vuile realiteit van frictie en onmacht te ontsnappen. Te midden van alle schermutselingen bouwt zij aan een lanceerbasis voor een odyssee naar het onbekende.
Hoe verschillend van formaat en techniek het werk van Bouke Ylstra ook is, hij had altijd wat te vertellen. Van de bescheiden ets tot de monumentale wandschildering ontvouwde hij een kaleidoscopisch universum. Vaak zijn het de kleine anekdotes die er toe doen: trapportaal, tuin, schutting, boze man, mooie vrouw, biljarters, hoed, atelier,evenwichtskunstenaar, Jopie Slim & Dikkie Bigmans. Maar Bouke Ylstra had ook oog voor lucht- en ruimtevaart, de Rotterdamse haven en de Negev-woestijn. Alles wortelde in schetsen: bijna dagelijks maakte Bouke Ylstra kleine tekeningen in dagboeken. Aan deze invallen dankt het verdere oeuvre zijn ontstaan. ‘Mens en omgeving’ is het centralethema. Mensen worden op hun plaats gezet. Ze krijgen ruimte om zich te vermaken, zich te verwonderen of zich te kwellen. Of zich een air te geven.
Stel je voor dat kunst een speelveld is, met alle elementen als blokken uit een blokkendoos. Elke vorm, kleur, textuur, techniek en context vrij om naar eigen inzicht te worden gecombineerd. Om te buigen, rekken, scheuren, te herschikken, ontmantelen en assembleren, totdat de blokken niet langer vast zijn en het onzeker wordt of ze nog wel blokken genoemd kunnen worden. Zoals verhalen migreren, kunnen ook beelden vervagen, versneden en terug aan elkaar gehecht, met elke handeling een nieuwe wereld scheppend. Kan het doek het gewicht van erfgoed dragen, of is er een steviger fundament nodig? Het vinden van nieuwe vormen en technieken zorgt altijd voor meer dan één uitdaging. Wat is het eind van een schilderij en het begin van iets sculpturaal? Wanneer wordt oppervlakte een object? Het ontrafelen van één draad ontmantelt het geheel. In IKAT belichaamt de techniek de filosofie, als een levensvisie verweven tot een structuur die we allemaal gelijktijdig vormgeven. Een lappendeken van samengesmolten wereldbeelden, tradities en perspectieven die niet verenigbaar maar desondanks onderling verbonden zijn. Stel je voor dat de wereld een speeltuin is en alle toestellen nog net zo intrigerend zijn als toen je kind was. Elk ontwerp even fascinerend als het volgende en elk met een geheel eigen betekenis. Stel je dan voor dat alles wordt bepaald door wat het niet is. Zonder duisternis geen licht, zonder gebondenheid geen vrijheid, en zonder reflectie geen werkelijkheid. Stel je voor dat er zonder contrast ook geen balans is. Zonder inslag geen schering.
Sandim Mendes onderzoekt het concept identiteit binnen en tussen verschillende culturen. Ze gaat daarbij uit van de sociale aspecten van haar eigen leefomgeving. Zij is geboren in Nederland, met een Kaapverdiaanse achtergrond. Vanuit deze twee werelden krijgt culturele identiteit voor haar een nieuwe vorm.
Op zoek naar de geschiedenis van haar voorouders schept ze nieuwe verhalen die de ‘gaten’ vullen met nieuwe persoonlijkheden die daarin lijken te passen. Ze put uit haar eigen herinneringen, verhalen van haar ouders en historische gegevens. Intuïtie en onderbewustzijn spelen daarbij een grote rol. De nieuwe beelden die ze zo maakt drukt ze bijvoorbeeld af op grote doeken waarop ze de verhalen in een grote diversiteit aan beeldelementen doorgeeft. Vaak zet ze zichzelf ertussen, als persoonlijkheid in een nieuw gecreëerde geschiedenis.
Mendes maakt gebruikt van verschillende technieken binnen haar werken. Fotografie is haar uitgangspunt, maar in combinatie met textiel, tekeningen en installaties ontstaat er een eigen wereld.
(tekst Maartje Berendsen)
Peter Otto schildert zijn schilderingen als beelden waar je tegenop kunt lopen en hij beeldhouwt zijn beelden als schilderingen waar je omheen kunt lopen. Ze zijn de fysieke reacties op zintuiglijke impressies en als zodanig roepen ze een ambivalente wereld op. Ze paren tegenstelling aan tegenstelling: duister en raadselachtig versus helder en delicaat,welbehagen versus ongemak, hoop versus vertwijfeling, tintelend genoegen versus hartgrondige afkeer. In weerwil van de wrijving zijn de elementen innig met elkaar verstrengeld. Niets heeft de overhand. De ambivalentie krijgt vaste vorm in verf, gips, brons en keramiek. Elke uitvoering is een tot de verbeelding sprekende mix van eigenschappen, variërend van de ruwe bewerking tot de gepolijste verfijning – een fremdkörper dat aanzet tot bewondering of verguizing.
Het scheelde niet veel of Arie de Groot had in 1964 de beeldende kunst vaarwel gezegd. Die stap heeft hij gelukkig niet gezet. Wars van trends en modes ontwikkelde hij een handschrift dat opvalt door eenvoud, ingetogenheid en maatvoering. Met stippen, ruiten en sterren zet hij een grondplan op papier uit. De abstracte patronen tekent hij met potlood en krijt dwars door eerder aangebrachte perforaties heen. Die perforaties zijn zelf ook weer een soort tekeningen;ze geven vormen te zien die aan kledingstukken of mensen doen denken. Zo ontstaan er eigenlijk twee tekeningen die op elkaar inwerken. De interferentie is nu eens soepel, dan weer hortend. Arie de Groot gebruikt ook nog dingen die zich eigenlijk niet met tekenen laten rijmen, zoals kralen of doosjes. Uitproberen maar – zolang het houdt.
Met ‘Lichtdrager’ won Eliza Bordeaux in 2019 de fotowedstrijd De Kracht van Rotterdam. Uit het juryrapport: ‘De foto vertelt een belangrijk verhaal en staat voor hoop, zichtbaarheid en een reis die niet lijkt te eindigen’. Een kind uit een Asielzoekerscentrum draagt niet alleen een zware last, maar ook lichtgevende sterren op zijn rug. Sterren die gemaakt zijn door de bewoners van het centrum.
Bordeaux is documentair fotograaf met een scherp oog voor maatschappelijke actualiteit. Ze onderzoekt met haar werk de sociale betekenissen die verscholen zijn in de omringende wereld. Door zich te richten op de dagelijkse bezigheden van mensen legt ze de impact van grotere sociaal-maatschappelijke zaken op persoonlijke levens bloot.
Door samenwerking met de mensen waar haar aandacht op gericht is en door onderdeel te worden van hun omgeving maken de foto’s van Bordeaux hun situatie invoelbaar. Zonder drama, maar met gebruik van symboliek, toont ze de realiteit van de ‘kleine’ levens die ze onderzoekt.
Speciale editie voor medewerkers van Hogeschool Rotterdam, exclusieve oplage van 10 x 3
(Interieur)architect Maxime Vink studeerde in 2018 cum laude af aan de Rotterdamse Academie voor Bouwkunst met het project ‘De herprofilering van de kunstacademie’. In dit onderzoek licht ze toe hoe de veranderende onderwijspraktijk en de inhoudelijke verschuivingen in de kunst van invloed zijn op de het gebruik van een gebouw. Ze pleit voor een kunstacademie die meer laat zien van de wijze waarop kunstenaars werken en daardoor de kunsten begrijpelijker en benaderbaar maakt.
De drie studies ‘Façade’ geven een dergelijk, mogelijk, ideaal gebouw en het gebruik ervan weer op drie verschillende momenten van de dag.
(tekst Maartje Berendsen)
Guido de Waart zet zijn maaksels steevast met de grootst mogelijke aandacht in elkaar. Langzaam maar zeker groeien ze uit tot karakteristieke variaties op een beproefd thema: elke opzet is op het vierkant gestoeld. Dit basale concept biedt Guido de Waart de gelegenheid om kunstwerken in reeksen uit te voeren, ongeacht of het tekeningen, schilderingen of objecten zijn. Het vierkant is voor hem een middel om een effectieve koppeling van verschillende eenheden in een evenwichtige samenhang tot stand te brengen. Het legt hem geen beperkingen op maar bewijst zich als een onuitputtelijke bron waaraan een veelheid van technieken en toepassingen ontspringt. Dit potentieel komt in de cadans van de serie tot uitdrukking. Guido de Waart kan ermee lezen en schrijven. En fluisteren (als het moet).
Hannes Postma werd in de jaren zestig bekend met reeksen van etsen en litho’s in kleur. Van 1970 tot 1978 was hij druk met zeeschilderijen in de weer. In 1973 stond hij aan de wieg van de eerste en enige Hoek van Hollandse School. Met enkele oud-studenten van de Rotterdamse kunstacademie (de huidige Willem de Kooning Academie) vormde hij een dadaïstisch getint genootschap dat tot doel had projecten te realiseren waarin de hand van de meester of de invloed van kunsthistorische stijlen en stromingen ontmaskerd zou kunnen worden. Na het afscheid van het zeeschilderij zocht en vond Hannes Postma aansluiting bij de Nieuwe Figuratie. In deze meest recente periode komt er ook sculptuur tot stand.Nu combineert hij abstracte elementen met suggesties van koppen, schedels, vogels, mannen en vrouwen. Alweer een overtuigende wending.
Voor Zeger Reyers is de natuur een niet aflatende inspiratiebron. Processen als groeien, ontknoppen, bloeien en afsterven brengen hem tot het laten ontstaan van zijn eigen biotopen. Daar vinden al die processen plaats, op een manier die laat zien hoe de natuur de kwetsbaarheid van de artificiële wereld van de mens aantast. Hij confronteert wat mensen maken met die oerkracht en wekt daardoor respect en ontzag op.
Reyers materialen zijn gekozen om hun zeggingskracht en de betrokkenheid die je als mens hebt met die materialen en de omgeving waarin hij ze neerzet. Aarde met paddenstoelen overwoekeren de witte zalen van een museum, mosselen hechten zich ongegeneerd aan stoelen op de zeebodem. De natuurlijke processen blijken dan soms veel sneller en krachtiger dan we ons bewust zijn.
De beelden die zo ontstaan, de objecten die zo van materiaal en samenstelling veranderen leveren een prettige vervreemding op. Wonderbaarlijk in hun schoonheid.
Tegelijkertijd worden we gewezen op de vernietigende kracht van de menselijke hand; niet zozeer door Reyers, als wel door de natuur.
(tekst Maartje Berendsen)
Taselaar is heer en meester in zijn eigen wereld. Hij bepaalt de vorm, de kleur, de veelheid, de betovering. Schilderen, tekenen, keramiek, textiel: alle materialen passen zijn nieuwsgierigheid. In zijn werk dwarrelt en raast het dat het een lieve lust is, vormen en kleuren buitelen over elkaar. Zijn do-it-yourself mentaliteit garandeert een lichtanarchistische manier van werken.
Naast de verscheidenheid aan technieken is er ook een veelheid aan betekenis. Taal is een inspiratiebron voor hem en hij heeft een grote interesse voor bijvoorbeeld namen van bands (‘The Talking Heads’) , en de relatie tussen woorden en vormen. Letters (die samen woorden vormen) maken een belangrijk deel uit van zijn werk. Dat kan beginnen als vorm (de schoonheid van een E) die betekenis krijgt door er meer aan toe te voegen. De titels van zijn werken zijn dan ook vaak lang, complex en humoristisch. Neem de titel die hij gaf aan zijn eerste wandkleed: “A slightly inaccurate but nonetheless lightly entertaining story of the Bauhaus”.
In 2019 kreeg Taselaar namelijk een opdracht van het TextielMuseum om een wandkleed te ontwerpen in het kader van de 100 jaar Bauhaus-tentoonstelling. Sindsdien is hij gegrepen door de mogelijkheden van weven. Hij moest hiervoor zijn ‘normale’ manier van werken, namelijk lijntekening, omkeren tot werken in kleurvlakken, zoals een weefgetouw dat doet. De kleden die hij sindsdien maakt zijn enorm kleurrijk en bieden hem nieuwe mogelijkheden.
“The opinionated aquarium”
Een wervelwind van vissen, de titel boven en onder in beeld. Een donkere achtergrond die bijna geen achtergrond lijkt te zijn. Een Escher-achtige vormvermenging, waarbij je nauwelijks meer kunt zien wat hoofd- en wat de restvorm is, of een vorm toevallig ontstaan is of bewust gemaakt. En als je denkt dat je alles hebt gezien, blijkt dat Taselaar een optisch spel met je speelt; er zit nog een wereld achter.
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
Theo Poel is al jaren met hoofden in de weer. Hij schildert zijn koppen frontaal – van tronies met flaporen tot snuitjes met zomersproeten. Sommige hebben drie paar ogen, andere hebben gaten in plaats van ogen. Het vraagt enige tijd om al die gezichten te keuren. Pas dan vallen de gelaatsuitdrukkingen op. Portretten zijn het niet. Voor karikaturen kunnen ze ook niet doorgaan. De overdrijving dient een ander doel. Voor Theo Poel is het menselijk gelaat een klankbord waarop gemoedstoestanden in een melange van afwijzing, aanvaarding, opstand, vertwijfeling, gelukzaligheid tot uitdrukking kunnen komen. Het gezicht is dus bij uitstek communicatief, maar de bedoeling is lang niet altijd helder. Theo Poel benadrukt deze raadselachtigheid. De olieverf versluiert de uitwisseling. Het gezicht spreekt in raadselen.
Guido de Waart zet zijn maaksels steevast met de grootst mogelijke aandacht in elkaar. Langzaam maar zeker groeien ze uit tot karakteristieke variaties op een beproefd thema: elke opzet is op het vierkant gestoeld. Dit basale concept biedt Guido de Waart de gelegenheid om kunstwerken in reeksen uit te voeren, ongeacht of het tekeningen, schilderingen of objecten zijn. Het vierkant is voor hem een middel om een effectieve koppeling van verschillende eenheden in een evenwichtige samenhang tot stand te brengen. Het legt hem geen beperkingen op maar bewijst zich als een onuitputtelijke bron waaraan een veelheid van technieken en toepassingen ontspringt. Dit potentieel komt in de cadans van de serie tot uitdrukking. Guido de Waart kan ermee lezen en schrijven. En fluisteren (als het moet).
Saminte Ekeland woekert met verwarring. Haar werk biedt in eerste instantie betrekkelijk weinig houvast. Op plastic folie krioelt het van zwart uitgelijnde figuren, kleurige borduursels van garen van uitgeregen panty’s en vastgespelde en -genaaide lapjes nylon. Elke voorstelling is meerlagig en deels transparant. Naald en draad staan borg voor een even fragiele als opmerkelijke textuur. Aanhechtingen van kranten, bladen, satellietfoto’s, architectuur, medische illustraties, beursnoteringen, familiekiekjes en jeugdherinneringen vergroten de chaos. Maar dan ineens de contouren van harde feitelijkheid. Gemengde gevoelens bekruipen de alerte kijker. Zien is ontrafelen. Tot het beeld van het lichaam op het plaveisel na de explosie zich op het netvlies etst. Saminte Ekeland slaat vakkundig toe. Als een bokser. Wegkijken is geen optie.
Guido de Waart zet zijn maaksels steevast met de grootst mogelijke aandacht in elkaar. Langzaam maar zeker groeien ze uit tot karakteristieke variaties op een beproefd thema: elke opzet is op het vierkant gestoeld. Dit basale concept biedt Guido de Waart de gelegenheid om kunstwerken in reeksen uit te voeren, ongeacht of het tekeningen, schilderingen of objecten zijn. Het vierkant is voor hem een middel om een effectieve koppeling van verschillende eenheden in een evenwichtige samenhang tot stand te brengen. Het legt hem geen beperkingen op maar bewijst zich als een onuitputtelijke bron waaraan een veelheid van technieken en toepassingen ontspringt. Dit potentieel komt in de cadans van de serie tot uitdrukking. Guido de Waart kan ermee lezen en schrijven. En fluisteren (als het moet).
Dat de tekenaar Melle de Boer en de Country Noir musicus John Dear Mowing Club in één en dezelfde persoon verenigd zijn, hoeft niemand te verbazen. Melle de Boer tekent als een bevlogen improvisator. De tekeningen zijn onnavolgbaar geestig. Ontmythologisering van rolmodellen en schoolvoorbeelden is het hoofdthema. Het obligate image van winnaars en verliezers wordt in een tragikomisch daglicht gesteld. Melle de Boer kent die beeldvorming maar al te goed van de computerspelletjes waaraan hij als kind verslingerd was. Hij doorbreekt de ban van monsters, schurken, redders, levels en scores. De kunstenaar schoeit de stof op een andere leest. In tekst en beeld strooit hij met nieuwe vondsten. De zijne. Heden en verleden vervloeien. Super Mario als gevallen aartsengel? Nou ja, waarom eigenlijk niet.
Joep van Lieshout beweegt zich op het snijvlak van autonome en toegepaste kunst. Sinds 1995 opereert hij onder de naam Atelier van Lieshout (AVL). AVL produceert meubels, sanitair, keukens, cabines, abri’s, campers, caravans. Alles uitgevoerd in polyester. Waterdicht, slijtvast en in diverse kleuren leverbaar. De ontwerpen hebben geen kapsones, maar hun functionaliteit doet niet af aan hun artistieke status; na Marcel Duchamp kan het toilet of de wasbak vast en zeker ook kunst zijn. Fors opzien baarden mega-projecten waarin AVL maatschappelijke stellingen betrekt. Overdaad en verspilling worden resoluut aan de kaak gesteld. Het streven is op volledige autarkie gericht. Survival staat of valt met consequente recycling. Zelfs van het ‘product’ mens. Het doel heiligt de middelen. Politiek correct of niet.
Daria Scagliola beoefent documentaire, illustratieve en geënsceneerde fotografie. Zij richt zich met name op de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Haar aandacht gaat uit naar samenhangen, contrasten en gebruiksmogelijkheden. De foto’s hebben dikwijls een narratief gehalte. Zij verhalen van wonen, werken, opgroeien, spelen en leren. Ze onderzoeken of enzo ja, in welke mate, de gebouwde omgeving aan leefbaarheid voldoet. Daria Scagliola fotografeert zowel in kleur als zwartwit. Zij werkt doorgaans in opdracht maar toont zich steeds weer in staat de opgave duidelijk naar haar hand te zetten. Opvallend is de digitale wax print op laminate-bond papier. Ouder werk echoot na in reproducties van eerdere afdrukken. Het karakteristieke raster bekrachtigt de vergroting met een persoonlijk stempel.
Daria Scagliola beoefent documentaire, illustratieve en geënsceneerde fotografie. Zij richt zich met name op de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Haar aandacht gaat uit naar samenhangen, contrasten en gebruiksmogelijkheden. De foto’s hebben dikwijls een narratief gehalte. Zij verhalen van wonen, werken, opgroeien, spelen en leren. Ze onderzoeken of enzo ja, in welke mate, de gebouwde omgeving aan leefbaarheid voldoet. Daria Scagliola fotografeert zowel in kleur als zwartwit. Zij werkt doorgaans in opdracht maar toont zich steeds weer in staat de opgave duidelijk naar haar hand te zetten. Opvallend is de digitale wax print op laminate-bond papier. Ouder werk echoot na in reproducties van eerdere afdrukken. Het karakteristieke raster bekrachtigt de vergroting met een persoonlijk stempel.
Barbara Helmer tekent onnatuurlijke natuur. Zij werkt naar uitvergrotingen van eigen foto’s: opnames in het voorbijgaan,van landschappen met terloopse sporen van menselijke activiteit. De potloodtekeningen zijn gestapeld; eerst kleur, dan grafiet. Die grijze deklaag tempert het gamma, zoals de avondnevel het late daglicht omfloerst. Onnatuurlijke natuur is het post romantische Arcadië ergens ter hoogte van een pleisterplaats aan de snelweg langs de Veluwezoom. Het panorama past mooi in het frame van de voorruit. Maar in de versie van Barbara Helmer verenigen dag en nacht zich opnieuw tot een elegie. De sensitieve nuancering van de tekening orkestreert gevoelens van vervreemding en bevreemding. De invallende schemering stemt ondefinieerbaar weemoedig. Dit kunstige landschap is een welkome stand-in van ongerepte natuur.
De tekeningen van Henri Jacobs zijn vensters op een denkbeeldig interieur. Zij bieden zicht op vertrekken waarin zich van alles en nog wat afspeelt. Er zijn rekwisieten, er zijn menselijke gestaltes en af en toe zijn er flarden tekst. De compositie wekt vage vermoedens. De aankleding zweemt naar iets bekends maar is toch eerder verdichtend dan verklarend. Soms zijn de tekeningen verbonden met andere tekeningen, soms refereren ze aan kunstgeschiedenis, soms staan ze op zichzelf. Thema en techniek variëren. Henri Jacobs maakt gebruik van aquarel, potlood en inkt. Bovendien mengt hij figuratie met non-figuratie. Geregeld overschrijft hij uitgekraste notities met een nieuwe – een palimpsest. De tekeningen geven uiting aan innerlijke monologen, theatrale visioenen en sensuele fantasieën. Alleen de tekenaar weet naar aanleiding waarvan ze zijn opgetekend.
Arthur Kleinjan heeft een scherp oog voor fotografische conventies. Hij heeft zich laten kennen als een bedachtzame waarnemer. De stad is zijn studio. Zijn reputatie werd gevestigd met een serie foto’s van fotograferende stellen voor deSacré Coeur in Montmarte: Paris Looks. Toeristischer kan het niet. De poses zijn typisch voor de vakantiefoto die voor een authentieke ervaring moet instaan maar niet aan het cliché ontstijgt. Totdat Arthur Kleinjan het heft in handen neemt. Hij voorziet de gemeenplaats van een monumentale allure. Van achteren, vanaf een hoger gelegen standpunt eigent hij zich de scène in een verrassende reprise toe. Poseren wordt appelleren. De doublure schenkt het beeld de oorspronkelijke strekking van een intieme wederzijdse betrokkenheid. Het tafereel komt alsnog tot spreken: voilà.
(tekst: Jan van Heemst)
Kees Spermon heeft een markant levenswerk nagelaten. Hij was een bevlogen schilder, tekenaar en graficus.Aanvankelijk werkte hij vooral in zwart en grijs. Voortdurend was hij gespitst op de schaduwen die in zijn verbeelding rondwaarden, geen mensen uit één stuk maar de figuraties die hij in nerveuze kluwens of dynamische lijnen vastlegde.Het verlies van substantie kwam in een melancholiek soort vergeefsheid tot uitdrukking. Deze benadering stelde Kees Spermon in staat eigen levenservaringen in beeldende hypotheses te veralgemeniseren. In de jaren voor zijn dood heeft hij zwart en grijs afgezworen. De meest recente schilderijen kleuren rood, blauw en geel. Maar hoe vrolijk die doeken op het eerste gezicht ook lijken, er speelt zich een drama af. Ook hier is de illusie van vrijheid onvolkomen als de vrijheid zelf.Het existentiële ongerief is onverminderd taai gebleven.
Carine Hooykaas bedient zich van fotografie, acrylverf en aquatint. Ze benadert haar onderwerpen als een geduldige documentalist. Landschappen en mensenlevens worden op een systematische manier in ogenschouw genomen. Hun weergave berust op verschillende overwegingen. De landschappen verraden een interesse voor de geometrie van kavels,wegen, wallen en sloten. Zij verdichten zich tot abstracte kleurvlakken in aquatint. De mensenlevens worden in foto’s en schilderijen gearchiveerd. Carine Hooykaas presenteert het biografische en deels ook autobiografische materiaal uit het familiealbum of van de overburen in heldere compartimenten. Ook hier weer vlakken, diagonalen en rechthoeken.Zodoende is de diffuse foto in een formele vormgeving verankerd.
Hebben wij de stadslandschappen van Rikkert Mullenders inderdaad aan zijn werk in de postbezorging te danken? Dat is tenminste wel de vraag die hij zelf – half gekscherend – opwerpt. Hoe dan ook, op een gegeven moment begon hij in zeefdruk en etsen met steden. Hij raakte er meer en meer van overtuigd dat dit onderwerp zijn bestemming was. Al doende werden de stadslandschappen gedetailleerder. De mateloze detaillering beantwoordt aan een hang naar spanningen sensatie. Rikkert Mullenders ervaart echte steden namelijk als tamelijk vervelend. Voor figuren als hij valt er maar bitter weinig te beleven. Zijn architectuur doorbreekt de sleur. In energieke lijnen schetst hij het alternatief. Van hem mogen stedelingen zich ongegeneerd uitleven. Zijn stad moet spetterend zijn.
Al in haar vroege video’s probeerde Froukje Tan aan gewone dingen een onalledaagse draai te geven. Het zou een kenmerkende houding voor haar verdere carrière worden. Inmiddels heeft Froukje Tan zich tot een spraakmakende filmmaker ontwikkeld. Zij heeft haar sporen ruimschoots verdiend met vrij werk, met voldragen speelfims, met pakkende documentaires en met producties in opdracht. Haar single plays waren bij de VPRO en de KRO te zien. Ook nu nog wil zij aan gewone dingen een onalledaagse draai geven. Want, zegt ze, we weten niet wat we niet zien. Om op te merken hoe fraai het ritme van een oerdegelijk flatgebouw eigenlijk is of om uit te dokteren hoe een tranenmeisje aan een tranenwinkel begint, moet je in elk geval een onbevangen instelling hebben. Die onbevangenheid tekent Froukje Tan ten voeten uit.
De schilderijen en fotowerken van Burgert Koonijnendijk zijn de neerslag van een jarenlange omgang met de naïveteit van de kijker. Het werk maakt een toegankelijke indruk. De afbeeldingen zijn helder en herkenbaar. Burgert Koonijnendijk kent zijn klassieken. Hij loodst de toeschouwer een wereld binnen waarin matrozen nog zeebonken waren, boksersprijsvechters, coureurs snelheidsduivels en piloten aviateurs. Met speels gemak nemen zij de kijker voor zich in. Kijkt deze nauwkeuriger, dan doorziet hij de subtiele manipulatie. De ensembles van Burgert Koonijnendijk zijn allesbehalve naïef.Hij heeft het boek op de juiste bladzijde opgeslagen: “Hier stuiten we wellicht op de wortels van de gedachte dat de perspectief niets anders is dan een conventie en dus de wereld niet afbeeldt zoals zij is.” Een behartenswaardige opmerking.
Marie Civikov schildert uitbundige episodes uit het gemedialiseerde bestaan. We herkennen haar heldinnen en helden van de babbelbox, de reclame, de vakantiebeurs en de meubelboulevard. In heftige kleuren schreeuwen zij om aandacht. Marie Civikov heeft hen in scherpe belijningen gevangen, om aan te geven dat ze aan hun rollen vastzitten. Waartoe zijn zij op aarde? In elk geval voor zichzelf, voor fun en entertainment. Liefst leefden zij zich uit in ongeremde consumptie. En als het allemaal zo vlot niet wil lukken, dan is er nog altijd een gedeelde nikserigheid om mee te flirten. Toch vervalt Marie Civikov niet in moralisme. Daarvoor is zij teveel met haar personages begaan. Haar schilderijen tonen mededogen met deze humane menagerie. Want gevoelens van lijdzaamheid en verlorenheid zijn ons vertrouwder dan we dachten.
Yitzhok Loiza Grossberg ging vanaf 1940 verder als Larry Rivers door het leven. Hij wordt als één van de peetvaders van de pop art beschouwd. Al vroeg in de jaren zestig onderkende hij de impact van de massamedia. Gaandeweg onderscheidde hij zich met typisch eigentijdse historiestukken, waarin Grote Personages en Belangrijke Gebeurtenissengezelschap kregen van folklore, sigarettenmerken, nieuwsfoto’s en kitsch. De doeken maken een voorwerp-achtige indruk en zijn in dat opzicht verwant met de combine painting van Robert Rauschenberg. Larry Rivers bleef tot het einde toe actief. Hij deed van zich spreken met een imposante reeks van schilderijen, plastiek, tekeningen en grafiek. De latere stijlkenmerkt zich door een synthese van mimesis en non-representatie. Grove streken en delicate structuren houden elkaar in evenwicht. Nog steeds.
Karin Arink gebruikt een breed scala aan technieken: van fotografie tot keramiek en van textiel tot collage of tekening. Haar werk gaat over het lichaam dat niet aanwezig is, over de vorm van het lichaam en dat wat het lichaam omhult. Over je verbergen. Aanraking.
Het ‘zelf’ en de ander, over lichaam en geest, over de relatie tussen sociale buitenwereld en eigen binnenwereld die elkaar ontmoeten. De interactie tussen beide maakt dat wat ‘zelf’ is en wat de ‘ander’ is steeds opnieuw gedefinieerd wordt.
Arink rekt zo grenzen en begrippen op. We herkennen een lichaam, maar het is nooit compleet; het is een flard, een achtergelaten cocon. Hoewel er zeker mensen zullen zijn die het ‘eng’ zullen vinden, is een zekere elegantie haar werk niet vreemd.
Grote installaties van verschillende materialen, op de grond liggende vormen van zeil, keramische lichamen en zelfs de kleine tekeningen; al het werk is indrukwekkend sensitief. Het bevraagt je als kijker op een heel persoonlijk niveau.
Vaak gebruikt ze textiel als materiaal, wat prachtig de finesse en fluïditeit van haar verhaal verwoordt. De maakbaarheid, het beweeglijke, is tegelijkertijd de kwetsbaarheid.
En zelfs, of juist, haar keramiek en haar klei lijkt op zachte huid, die je wilt aanraken…
Martijn te Winkel tekent, schildert en print al sinds jaar en dag alsof zijn leven ervan afhangt. Op zekere dag besloot hij aan een eenvoudige Bic genoeg te hebben. Balpen na balpen tekende hij leeg, het ene vel na het andere. Inktblauwe tekeningen rezen in manshoge stapels op. Na verloop van tijd bedaarde de monochrome furie en kwamen ook andere media in aanmerking. Nog altijd houdt Martijn te Winkel zich bezig met wat hem maar bezielt: familie, vrienden en vriendinnen, idolen, trends en lifestyles. Een los motief is meestal de katalysator van een heftig proces. Dat kan een Bob Dylan zijn, of een Kate Moss, zijn ex of zijn zoontje van twee. Martijn te Winkel is ook niet te beroerd om als playboybunny op te draven. Zijn imaginaire atelier is ruimhartig. Het gunt elk facet een werkzaam aandeel in de grote eenmansexhibitie.
Het is aan de schilderijen van Ralph van Meijgaard goed te zien dat hij ook keramiek beoefent. Hij is duidelijk op objectengericht. Hij heeft zich omringd met huiselijke varia. Hij verzamelt petjes, een tennisbal, kop en schotel, een boodschappen mandje en meer van dat soort dingen. Hij brengt ze op een bescheiden maar zelfverzekerde wijze als een collectie van alledaagse merkwaardigheden onder de aandacht. Vertrouwde voorwerpen hebben een gedaante verwisseling ondergaan. Kenmerkende onderdelen zijn uitgeruild. Kleur, vorm en dessin presenteren zich inwisselende allianties. De dingmatigheid van de dingen wordt met een onpersoonlijke toets in olieverf aangegeven. Daarmee prikkelt Ralph van Meijgaard de kijker aan de doeken een eigen invulling te geven. Zijn schilderijen zijn voor combinatie geknipt.
(tekst: Jan van Heemst)
Ook na zijn kindertijd bleef Ron van der Ende trouw aan zijn duikboten, vliegtuigen en auto’s. Met name auto’s. Auto’s strelen het ego. Zij beloven je te kunnen gaan en staan waar je maar wilt. De ware auto bevredigt een behoefte aan jeugdige bravoure. Zelf zo’n auto maken was het summum. Dat leek een onmogelijke opgave, tot in een flits het idee van het houten bas-reliëf opkwam. Sindsdien leeft Ron van der Ende zich uit in sloopdeuren en dumpvloeren. Verfresten neemt hij voor lief. Het compacte bas-reliëf is de verkorte en afgeplatte weergave van het origineel. Een enkele foto volstaat als voorbeeld. Aan ingewikkelde werktuigbouwkunde is geen behoefte. Aan trompe-l’oeil des te meer. De autowas opmaat tot een indrukwekkende reeks van constructiekunst. De jongensdroom werpt zijn vruchten af.
Graficus en schilder Hans Andringa probeert volgens eigen zeggen “met een minimum aan beeld een maximum aan emotie op te roepen”. Hij maakte veel grafisch werk voor literair werk van diverse schrijvers, zoals J.M.A. Biesheuvel en Pablo Neruda.
De techniek die hij hanteert in zowel grafiek als schilderen is dicht op de huid van plaat, dicht op de huid van het linnen. De gelaagdheid in het beeld ontstaat door aanbrengen, poetsen, weghalen, polijsten en allerhande combinaties daarvan. De traagheid van zoekend en twijfelend al die handelingen verrichten, brengt rust in het beeld.
Andringa gebruikt de titels van zijn werken om overzicht aan te brengen, duidelijkheid te scheppen. Zijn dagboeken zijn vaak het uitgangspunt voor een titel die een werk voortbrengt. Zijn herinneringen krijgen vorm in enkele voorwerpen die tot hun essentie zijn teruggebracht.
Zoals in dit werk, waar ouderwetse koffers in alle kleuren zweven over/zwerven door een grijsblauwe lucht. De titel maakt in eerste instantie dat je de koffers zou willen openen om te zien wat er in zit, welk verhaal, welke reis naar welke plek. Maar dat hoeft niet, want boven iedere koffer staat, heel dun, een woord dat hoogstwaarschijnlijk verwijst naar de inhoud. Liefde, twijfel, kleur, vragen…
Het is aan de toeschouwer om het verhaal te maken.
(tekst: Maartje Berendsen)
De foto’s van Schilte & Portielje doen op een bepaalde manier denken aan mode- of balletfotografie door de manier waarop het enkele personage centraal staat en hoe accessoires gebruikt lijken te worden. Toch refereren de beelden niet of nauwelijks aan die werkelijkheid. De grootste verrassing is juist dat het geen geregistreerde ‘verkleedpartij’ is.
De foto’s worden ‘gecomponeerd’ op de computer, samengesteld uit bestaande fotografische fragmenten die eindeloos bewerkt worden, als een schilderij met meerdere lagen. Het verschil tussen fotografie en schilderkunst wordt door de computerbewerking genivelleerd: “Wij schilderen met pixels”, zegt Portielje.
De samengestelde beelden ontstaan organisch; de ene handeling komt voort uit de andere en voortschrijdend inzicht is de enige regel.
Schilte en Portielje blijven graag weg van de werkelijkheid. Opvallend is de afwezigheid van gezichten; de personages zie je vaak op de rug, weglopend, en als dat niet het geval is, is het gezicht bedekt, verborgen. Het personage lijkt ergens halverwege verschijnen en verdwijnen. Door de combinatie van verschillende beeldelementen ontstaat er een surrealistische afbeelding, een verhaal dat nog versterkt wordt doordat het werk altijd zwart-wit is. De foto’s hebben geen titels, er is geen uitleg; kijk zelf maar.
(tekst Maartje Berendsen)
Marin de Jong schildert zijn doeken al tempera. Ei, water en pigmenten, dat zijn de ingrediënten die hem de kleuren leveren waarop hij zijn zinnen had gezet. Inderdaad, dat is een traditioneel recept. Maar voor de posthistorische collages van deze geëngageerde kunstenaar bewijst het uitstekende diensten. De kleuren waaieren uiteen in een mat glanzend palet dat de schreeuwerige esthetiek van de consumptiemaatschappij tot kalmte maant. Het rotsvaste geloof inkoopkracht reduceert de wat minder materialistisch ingestelde mens tot een armzalige sektariër. Kopen zal je, tot je erbij neervalt (en zolang de voorraad strekt). Want de consument wil iets en eist het – en wel nu meteen. Losse blikvangers versleutelt Marin de Jong tot gevatte commentaren op kooplust en kuddegedrag. Zijn onderkoelde humor ontnuchtert.
De tekeningen en schilderijen van Harold Linker grossieren in voosheid. Groezelige accenten laten niets aan duidelijkheidover: hier kraait de zonderling victorie. Foute karakters doen hun foute dingetjes in de plastic entourage van Linkerland.Een overgeseksualiseerde Bambi staat in vol ornaat te kijk. Een gulzige Knabbel doet zich te goed aan een Big Mac. Hetduivelspact tussen winstbejag en extravaganza wordt met logo’s en gadgets beklonken. Harold Linker kleurt ook zijngrote houtskooltekeningen met verf. De fluwelen schets valt aan polychrome branie ten prooi. Een kakelbonte stoet vanpapieren vogels, vlinders en bloemen zorgt voor extra drukte. De geest is uit de fles. De weergave van een museum metzwarte doeken aan de wand maakt een machteloze indruk. Tegen Harold Linkers oogappels is geen kruid gewassen
(tekst: Jan van Heemst)
De etsen en tekeningen van Kim Hospers nemen de multimediale manipulatie van kijklust als de maat. Daar is tegenwoordig alle reden toe. Onze beeldschermcultuur is van infotainment vergeven. Zetbazen van mondiale vermaaksindustrieën hebben hun visuele producties toegesneden op dramatisering, versimpeling en prikkeling. Met een immens aanbod van spektakel jagen de beelden kramers op aandacht. Spektakels dienen de kijkers met ‘gefictionaliseerde belevenissen’ te paaien. Of het nu gaat om hongersnood, een tsunami, dierenleed, een elfstedentocht of het weer,personality, seks, spanning en sensatie staan borg voor reuring. Bij Kim Hospers krijgt de imagineerder zijn trekken thuis.Met een treffende repliek in die ene ets of tekening weet hij zelfs nog de meest gelikte montages van geweld en verleiding te fnuiken
(tekst: Jan van Heemst)